dinsdag 21 december 2010

Aye Proctology

Voor sommige kwalen moet je “AAA” zeggen en duwt de dokter met een frisco-stokje je tong naar beneden. Voor andere wordt er met een “pilelampke” in je neus of oren licht geworpen. In al deze gevallen zal de geneesheer even brommen, “Mja, ontstoken”, en de obligate antibiotica voorschrijven. Wellicht wordt er nog even een ijskoude stethoscoop tegen je tengere borstkas en magere schouderbladen geplant, waarop na het herhaaldelijk diep ademhalen en de onvermijdelijk volgende hoestbui de dokter vraagt: “Rookt u?” Kan je mee leven toch?
Erger wordt het als er een maag- of slokdarmletsel vermoed wordt. Hola! Afspraken worden gemaakt, een discrete verpleegster bereidt je voor op wat komen zal. Gastroscopie.“Ontspannen, meneer, niet walgen of wurgen of anders lukt het niet.” Waarna op geruststellend opgewekte wijze een tuinslang in je strot geramd wordt. Een kotser ben ik niet, maar dan, ja zeg. Je wilt het ding er weer uit, je probeert kalm te blijven, onbedwingbare tranen tijdens het kokhalzen. Enfin, je hebt het overleefd.
Maar dan!!! Er is een vermoeden van een letsel in de dikke darm. Eerst naar de huisarts. Eikes, daar komen de latex-handschoenen. Met een stagiairke erbij op je knieën met je kont in de lucht. Deskundige inkijkjes van de huisarts leveren een afspraak met de internist op.
Da’s toch wel diezelfde van die gastroscopie zeker. Met dezelfde discrete verpleegster. Door je strot gaat die tuinslang niet meer. De bestemming is de plaats “waar het zonlicht niet meer schijnt”.
Dan voel je je echt klein, bloot. Vernederd mag ik niet zeggen, maar nietig. De tuinslang volgt een andere weg. Niet mijn speciale plekje. Nu, gelukkig natuurlijk dat dit allemaal bestaat.
Altijd “Ayo technology” van Milow “a pain in the ass” gevonden. Als ik het hoor denk ik nu: “Aye proctology”…

vrijdag 10 december 2010

Een heer van stand...

Er zijn leraars waar je later meesmuilend sappige anekdotes over opdist, die amusante doch weinig gerespecteerde passanten waren in je woelige studentenleven. Maar hier en daar is er een die op jou een onuitwisbare stempel zette.
Zo iemand was Wilfried. Een zelfverzekerde beau garçon was hij toen, hemd open en gouden ketting fonkelend in het borsthaar, een man van de wereld. In '68 een rariteit tussen sommige grauwe kieldragende leerkrachten van het College. Mijlen boven mij stond hij, uiterst competent voor zijn Germaanse talen, indrukwekkend.
Wilfried, Den Bom bijgenaamd, imponeerde. De meest onwaarschijnlijke verhalen bracht hij. Dat Hugo Claus de "Oostakkerse Gedichten" in een boom in Astene had geschreven. Dat de BTW uitgevonden was door iemand uit Petegem. Wij schudden toen meewarig het hoofd, en moesten jaren later vaststellen dat Wilfried verdomd nog de waarheid vertelde ook.
Een sprankelende leraar was hij, iemand die "tongue in cheek" geen blad voor de mond nam, die de lat hoog legde maar ook begrijpend was. Zijn lectuurlijsten waren niet naar de zin van het bisdom. Wilfried liet dat aan zich voorbijgaan. Een tedere macho die mij een geschenk voor het leven gaf: de liefde voor het werk van Hugo Claus. Ik heb altijd het gevoel gehad dat Wilfried ergens een Claus was.
Een waardig mens was hij, zijn soms koppige meningen bracht hij met stijl. Hij was een klasbak zoals ze ze niet meer maken.
Ja, een heer van stand heeft ons verlaten.

dinsdag 7 december 2010

Once bitten...

Toen ik voor het eerst de kans kreeg om mee te spelen bij “Vooruit” was er iemand die mij zei: “Pas op, ge gaat verschieten van het niveau”!
Hoewel mijn zegsman het allicht niet in die zin bedoelde moet ik toegeven: als een argeloos onvoorbereid mens de acteurs-herenloge betreedt zal hij inderdaad verschieten van het niveau. Wat een gore praat bij die venten, zeg. De details zal ik jullie besparen, maar met mijn misdienaarszielke moet ik totaal tegen mijn zin meegaan in die schunnige verwerpelijke moppen. Ja, bijna walgend zal ik ook mijn deel doen, anders hoor je er niet bij. En het ergste is, lieve lezer, ik amuseer mij daar te pletter… Dat hadden jullie al door zeker.
Maar… als de sjjjuuutt!!! komt zie je die heren plots professioneel worden. Rap nog een tekstflard oprakelen, even afspreken wie wat opbrengt en wegdraagt. Wij onnozele venten halen de schakelaar om, we worden plots ons personage. We weten dat we er zullen staan, dat we met hart en ziel zullen brengen wat de regisseur verwacht.
Zou dat bij die meiskes ook zo zijn? We weten het niet. De meesten van ons mogen niet binnen bij de dames. We horen uiteraard wel doorheen de goed afgesloten deur geklets over lieven, kinderen, mndstndn, … Maar ook daar hetzelfde fenomeen: het stuk begint, awel we zijn 300 % bezig.
Wat drijft ons. Ik weet het echt niet. Wat ik wel weet, als jullie in die zaal zitten, als wij onder de lichten komen, dan voelen wij dat jullie daar vol aandacht zitten, verwachtingsvol, genietend, medelevend. Jullie kunnen nooit beseffen welke “drive” jullie aanwezigheid ons geeft. Verslavend, die roes die je door de mensen in de zaal in nooit vermoede gebieden brengt. Dat we uit onszelf treden.
Eens gebeten kun je het niet meer missen.

maandag 29 november 2010

Acteren...

Acteren. Nog steeds kan ik niet doorgronden wat mij en mijn lotgenoten drijft. Het blijft mij fascineren. Waarom door weer en wind telkens naar dat podium, de magie van die planken en dat licht. Is het egotripperij, graag in de spotlights? Misschien. En toch, na mijn laatste woorden, mijn laatste verschijning op scène, denk ik: oef, ik ben er weer vanaf.
Is het samen met anderen iets opbouwen vanuit een dood manuscript? Iets tot leven brengen en toeschouwers iets moois en pakkends aanbieden? Zeker weten.
Zeker en vast is het ook elkaar helpen, opjutten en stimuleren naar steeds beter. En in de catacomben tussendoor ongebreideld zwanzen en zeveren, tot de ernst weer toeslaat.
En op het einde is er altijd het applaus. Was het goed of minder? Je hoort het er niet aan. Maar samen heb je iets neergezet.
En bij die “samen” denk ik ook steeds aan de onopgemerkte mensen. Zonder decor, licht, geluid, kleding, accessoires… geen toneel. Een Herwin, Marcel, Patricia, Mikaël, Caroline…
Toneel is in feite het leven zelf. Je hebt er in de spotlights, je hebt de onderstroom. De ene krijgt de pluimen, de andere geniet in stilte van zijn onmisbare arbeid.
Acteren. Misschien doen we dat allemaal een beetje.

zaterdag 13 november 2010

Wat met die Siberische alt?

Het regent. Een grijze hemel blijft over ons vallen. Ideaal weertje om nostalgisch te worden. Vraag is natuurlijk waarom ik plots aan deze dame denk.
Wel, het regende toen ook. 7 november 1988. Beatrijs Kamoen. Deze mevrouw noemde zichzelf een Siberische Alt. Ze pleegde op TV een song genaamd: "Liefde in de maneschijn".
http://www.youtube.com/watch?v=ICJsauZYQYU
Destijds overviel mij plaatsvervangende schaamte. En medelijden. Madammeke toch, u zo belachelijk laten maken.
Ja, ik heb vaak over Beatrijs Kamoen nagedacht, haar getoetst aan andere volkse figuren die op TV hun nek uitstaken.
Maar Beatrijs bleef boven drijven. Hoe meer je naar dit onding luistert, hoe fascinerender het wordt. De onwaarschijnlijke sérieux waarmee ze deze tekst produceert, het dichtknijpen van de neus om een stationsmededeling te doen, de fierheid en spontaneïteit waarmee ze haar Siberische Alt aan de wereld liet kennen.
Ik wilde Beatrijs met deze column efkes eren, leve die mensen die zonder complexen zichzelf durven zijn. En ik vroeg me af, hoe zou dat nu zijn met die vrouw. Leeft ze geïsoleerd in een huizeke, bang om mensen te confronteren?
Maar ge moet ze ne keer googelen, lieve lezer. Beatrijs Kamoen is alive and kicking!
En liefde in de maneschijn, zijn er ergens mensen die daar NIET naar verlangen?

zondag 7 november 2010

Le futur du passé

Op reis gaan is terugkeren geworden.
Tien voor zeven zitten we in Gent op de Thalys richting Paris, Gare du Nord. Een goed voorbereide trip, geen gechronometreerd bezoek, eerder een lijstje met opties. Reeds twee uur later zijn we ondergedompeld in het kleurrijke gezellig drukke amalgaam van de legendarische metropool.
Een uurtje later is er het Panthéon met de tijdloos trage Slinger van Foucault die geruisloos het draaien van de aarde bewijst en per uur de vergankelijkheid des mensen illustreert. Knoken van helden uit mijn jeugd zijn hier geïnhumeerd. Victor Hugo, Voltaire, Zola, Rousseau... Daarna een wandeling naar de Rue Mouffetard, waar Descartes woonde. Je pense donc je suis, nog steeds. Een terugkeer naar de Franse les van EH Vernaeve.
Een chronologisch verslag zou mij te ver leiden, verleiden tot lyrische uitspattingen zoals bijvoorbeeld over St-Germain-des-Prés waar we toch binnengingen “Chez Georges”, volledig authentiek afgebladderd voormalig rendez-vous des artistes, musiciens, écrivains et philosophes d’antan. Terugkeer naar ’69.
Hartje Parijs de sublieme Moorse moskee bezoeken, en de volgende dag l’Institut du Monde Arabe. Flashback. Leerden we niet ooit over de slechtheid en het heidense van de “muselmannen”? Wat een prachtige beschaving was dat.
Een (door de Romeinen uitgevonden) katapult naar de middelbare geschiedenislessen en evenzeer naar Asterix: het oudste monument van Parijs is een Romeinse arena, l’Arène des Lutèces. Lutetia. “Caesar appropinquare dicebatur” moest ik in het derde Latijn kennen. Nu weet ik dat de hedendaagse vertaling zou zijn: “Zeg, ’t schijnt dat Caesar op komst is!”. Ik had een herexamen.
Een overheerlijk avondmaal in een bijna Middeleeuws restaurant met goede vrienden, zo lang geleden. Vervolgens een exclusieve rondleiding waar naast sublieme Art Nouveau weeral oude helden opdoken. Jean Cocteau niet in het minst.
Ouder worden is een voorrecht, het volkomen genieten van vroeger omdat ik het nu begrijp en beleef. Dat is nu net het pigment van mijn heden.
Doodmoe en verzadigd waren we, de Thalys bracht ons weer thuis. Vandaag al denken we nostalgisch aan dat reisje terug. Nu reeds was het: “vroeger”…

zondag 24 oktober 2010

De Kroen in Moellem

Zo speciaal, echte vrienden. Het is onnodig elkaars voordeur constant plat te lopen. Je ziet elkaar één of twee keer per jaar, of één keer om de zeven jaar, om het even. Telkens als je samen bent is het feest. Zoveel te vertellen, zoveel af te lachen. En voelen dat het goed is dat je weer eens samen bent.
Onze huis-Amerikaan reserveerde een tafel voor vijf in De Kroen te Moellem. Dachten we toch. Bij aankomst in Mullem, na een innige omhelzing, verzekerde hij ons met zijn brede grijns dat je gewoon niet kan reserveren in De Kroon. Gelukkig was er nog even plaats genoeg in deze oer-gezellige oer-Vlaamse afspanning.
Het doet deugd om met goede vrienden hilarische herinneringen op te halen, om een mooi gezamenlijk verleden weer te beleven en intussen op vanzelfsprekende manier pijnlijke punten elegant te ontwijken. Zo wist ik aan onze Amerikaan te vertellen wat ooit zijn eerste bestelling was in onze horeca-zaak, de eerste keer dat ik hem ontmoette: een spaghetti en een Triple van Egmont. Waarop hij na levering prompt een knoert van een fototoestel tevoorschijn haalde en het tafereel op het tafeltje vastlegde voor de eeuwigheid. Even dacht ik toen dat hij een Japanner was.
En die andere vriend, waarmee ik na onze retorica op een loodzware fiets naar Frankrijk vertrok. Een tentje op het “stoelke”, de fietszakken door mijn bezorgde moeder barstensvol geladen met conserven: witte bonen in tomatensaus, bouletten in tomatensaus, tomatensaus… En toen we ons zo’n 5 km van huis bevonden, ergens tussen Grammene en Gottem, even halt houden om de hele blikken-zwik in een gracht te gooien. Het milieu-bewustzijn was toen nog niet uitgevonden.
We hadden namelijk een verborgen agenda. Parijs was ons doel. En zo parkeerden we onze fietsen en tentje ergens voorbij Rijsel bij een ver familielid en vatten we post aan de oprit van de Autoroute. Zonder problemen liftten we tot in Parijs. We hadden bijna geen geld, verbleven in een luizig hotelletje (matras op de grond) maar: in Saint-Germain-des-Prés, het toenmalige intellectuele en artistieke hart van de Ville Lumière.
Zou ik nog verklappen dat de bistrot-uitbaters aldaar wellicht nog aan hun kleinkinderen vertellen over twee jonge Vlaamse existentialisten die bij hun gefilosofeer of eindeloze schaakspelletjes steevast Pernod Pur dronken, dit tot verbijstering van de meewarig het hoofd schuddende “gens du quartier”. Of moeten jullie weten dat we overleefden op stokbrood en chocolade, omdat we onze karige centen besteedden aan bioscoopbezoek? Pasolini, Fellini, Visconti…
Ja, de Kroen in Moellem met oude vrienden, dat brengt wat naar boven. En zeggen dat we de avond afrondden in het tofste cafeetje van Vlaanderen: de Betoverde Maan in Dikkelvenne. En je mag daar nog roken…

zaterdag 9 oktober 2010

Oya Lélé

In wezen ben ik een sombere mens. Een zwartkijker, een sarcast, in mijn ogen dus een echte romanticus. Want romantiek is niet violen, geurige bloemen, zigeunerorkesten en gondels in Venetië. Romantiek is passie, het leven intens beleven zoals het is op ieder moment. Leuk en dramatisch.
Deze zaterdagochtend was er een zoals iedere week. Krakend, piepend, kreunend en vloekend uit dat bed strompelen. Ja, lieve mensen, deze bijna zestiger heeft behoefte aan restauraties aan zijn old-timer carrosserie.
Maar zo heel af en toe overvalt mij een zeldzaam gevoel. Als de nevelen uit mijn geest zijn verdwenen komt er plots plaats voor … joie de vivre. Mijn vrouwke bereidt heel opgewekt de grote kan verse koffie, een huis vol van die heerlijke geur. De schaarse stadse vogels tonen het beste van hun fluitje, waarmee ik hun onvoorspelbare verkwikkende gezang bedoel. Zelf spoed ik mij naar de warme bakker, geheel tiritomba-gewijs de meest banale deunen fluitend. Ja, Frans Bauer en Marco Borsato komen aan bod.
Zo een dag waar onverwacht het zonnetje schijnt, waar de mensen content lopen, waar zelfs ik met klanten bij de bakker een woord wissel over de “parachutemoord” (“t is geel zeker dienen Ollander geweest”), en dan thuis weer warm verwelkomd word.
En dan het heerlijke vooruitzicht dat mijnen oudsten en zijn vrouwke langskomen met die twee prachtige felle schone knoddies van kleindochters.
Ja, ik voel mij Oya Lélé.

woensdag 6 oktober 2010

Petegem-Kermis

De minder jongen onder ons weten nog wel dat Petegem-Kermis steeds betekende: die maandag congé! De Groot-Petegemse gedachte overheerste Deinze. We hadden “Petegem-Stoasie” en wie in Petegem woonde was geen Deinzenaar en wilde dat ook niet zijn. Het leuke was dat we na de Grote Fusie een Petegemnaar als burgemeester kregen, en waar hij woonde boog de Ring rond Deinze toevallig af voor zijn huis.
Enfin, het komt erop neer dat onze leerlingen thuis waren met Petegem-Kermis en dat wij leerkrachten mochten optrekken voor een hele dag portretterende klassenraden. Lieve lezer die niet weet waar we ons in Het Onderwijs mee bezighouden: lesgeven is zowat het minst tijdrovende, het geestigste en meest voldoening gevende deel van onze job. De job waar we voor kozen. Pas op, een Roeping durf ik het tegenwoordig niet meer noemen. Voor je het weet sta je in Het Laatste Nieuws.
Een portretterende klassenraad heeft de bedoeling dat alle leraars een duidelijk beeld krijgen van welk vlees ze in het kuipje krijgen. En voor 95% of meer van onze leerlingen geldt: ze wandelen opgewekt kwekkend, bijna zorgeloos (behalve futiliteiten) en verwachtingsvol door het leven.
Ik wil het nu even hebben over die weinige anderen, de speciallekes, dit gaat maar over een zeer miniem aantal gastjes zoals in iedere school in Vlaanderen.
Een leerling moet telkens weer de kans krijgen met een blanco blad te starten. Zoals in iedere ophefmakende reportage zijn de namen van de desbetreffende leerlingen gewijzigd.
Dat Firmintje ooit een vechtersbaas was, drugs gebruikte en een zgn luiaard zou zijn, geen interesse hoor. Ik zie wel hoe Firmintje zijn nieuwe kansen aangrijpt. Martha had op 13-jarige leeftijd een relatie met een oenke-boenke-scheve-pet-opgepimpte-oude-BMW-kerel. So what? Ik zie wel hoe Martha vastberaden is om geen oude fouten meer te maken.
De informatie over mijn leerlingen probeer ik zelf in te winnen, en wel uit goede bron: de leerling zelf. En dan vertellen ze. Allemaal zaken die niet in dat portret moeten komen. Dat Arthur regelmatig ziet hoe zijn vader de mama afmot, dat Eufrasie denkt dat ze lesbisch is, dat het thuis zwarte armoe is en iedere 20 euro voor school ervoor zorgt dat “we op andere dingen moeten freinen”, dat Alfons geen GSM noch internet heeft… al zijn het er weinig, het zijn verhalen die pijn doen.
Met mondjesmaat moeten mijn collega’s dit toch weten.
Wat een geluk dat de allergrootste hoop van ons gastjes zo vreugdevol door het leven gaat. Alzo zat er enen te mijmeren tijdens Petegem-Kermis.

vrijdag 1 oktober 2010

Wat valt er te vieren?

Huwelijksverjaardagen, ik denk er het mijne over. De wow’s, de joepies en de proficiatten, ze horen erbij zoals een wit lintje aan een antenne bij een communie. Gebruiken, plichtplegingen, even je sociale rol vervullen en je zegje doen, vervolgens terug naar je eigen huisje, vrouwtje, leven. En geen seconde stilstaan bij wat daar eigenlijk gevierd werd.

Mijn ouders zijn dus 60 jaar getrouwd. Een grote bravo is hier volgens de gebruiken op zijn plaats. Bravo… omdat jullie elkaar 60 jaar getolereerd hebben? Neen toch. Bravo… omdat jullie na al die tijd nog zielsveel van elkaar houden? Ah neen, als dat zo is dan is het gewoon elke dag feest.

Enfin, ik heb nooit dergelijke uitbundige gelukwensen begrepen, evenmin verjaardagen en het gedenken van x dienstjaren on the job. Wat valt er te vieren? De pessimist in mij denkt dan: ‘Toeme, al 60 jaar samen gelukkig. Ik zou liever vieren dat ze er nog 60 samen mogen beleven. Maar helaas, niets te vieren. Het einde nadert.’

Desalniettemin, geen rekening houdend met mijn zwarte overwegingen, nam de Stad Deinze (zoals ieder trimester) het initiatief om die mensen die het onwaarschijnlijke presteerden, namelijk 60 en 50 jaar samen in de huwelijkse staat, op “eerbiedige wijze te huldigen”. De nabestaanden werden verwacht op het surreële tijdstip 18:50 u. Burgemeester en Schepenen waren ter plekke, plechtig gehuld in de nodige ambtshalve verplichte sjerpen.

Blijkbaar was het de droeve plicht van de desbetreffende Schepen van dienst om door ijverige bedienden vooraf geronselde details over het huwelijksleven van de gevierden aan de verzamelde nabestaanden kond te maken. Alsof zo’n immer glimlachende met veel inspanning verkozen politicus aan kinderen en kleinkinderen iets nieuws kan vertellen over hun ouders/grootouders.

Het was hilarisch en terzelfdertijd angstwekkend. De ene man had 200 duiven, een volgende 60. Een paar andere mannen besteedden hun tijd aan vinkenzettingen en de “lochtink”. Of gingen vissen. Hier en daar uiteraard “een zeer sportieve wielertoerist” met beschrijving van de ongelooflijk lastige trajecten die reeds werden afgelegd. Je kent ze wel, die troepen bejaarden met fluohesjes, kranig fietsend (je raakt er met je auto gewoon niet voorbij) die van de ene pannenkoek naar de andere Westmalle peddelen.

O ja, er waren ook vrouwen. Die zijn tenslotte al die jaren met die venten getrouwd. De meesten hadden ooit een job, maar toen er kinderen kwamen… Pas op, hier en daar was er eentje die intussen een bedreven kantklosser was. Of geraniums kweekte, een bloembakbloem, de lelijkste bloemen die God op de zoveelste dag op de aarde aanbracht. En zowat zonder uitzondering hadden ze het zeer druk met op de kleinkinderen te passen.

Wat valt er te vieren…

zaterdag 25 september 2010

De Papa & Teambuilding

Een memorabele jaarlijkse belevenis is alweer voorbij. Geen concert van Springsteen of Dylan, wel een teambuilding-driedaagse met mijn klas in de Hoge Rielen. Een hoogtepunt voor onze leerlingen van 3, 4 en 5 BSO. En ook voor alle begeleiders, denk ik. Hoop ik…
Voor wie denkt dat de Hoge Rielen zich in de Ardennen situeren, het is een voormalig militair domein in de bossen van Kasterlee, zo’n 8 km van Bobbejaanland. De ooit “barakken” genaamde behuizingen zijn intussen voorzien van elementair comfort. In onze woning, het “Spechtegat” werd niets aangetroffen van wat je zou kunnen afleiden uit die toch dubieuze naam. Integendeel, een gloednieuw kookeiland, een oven en taraaa een vaatwasmachine maakten deel uit van het gat van deze prachtige vogels. Dat alle kledingstukken, handdoeken etc. des ochtends kleddernat waren van de “klampigheid” namen we er graag bij.
Team-building. Ploegje maken, groepsgevoel tussen leerlingen en leerkrachten. Christa en ik kregen uiteraard de hoede over 10 leerlingen van 5CST, mijn klasje. Na minuten was het al duidelijk dat we het Groot Lot hadden gewonnen. We kenden ze al van in de lessen. 1 september. De ene manifesteerde zich nadrukkelijk, de andere bekeek het even.
Daar in dat gat van die Spechten zagen we ze per uur een groep worden. De zwijgers durfden praten, de praters wisten plots wanneer ze moesten zwijgen. Zo zei er een (nieuwe) jongen tegen een andere (nieuwe): “Je mag het echt niet grof oppakken maar ik kan het niet zo goed zeggen. Met uw uiterlijk, awel, ik wist niet dat gij zo nen toffen waart!”
En zo volgden de activiteiten elkaar op, intens daar! Martine DJ en ik zorgden voor de catering, met vooral in onze gedachten de portemonnee van onze Grote Chef Marie-Rose.
En plots, toen we bezig waren om in het restaurant van de Hoge Rielen een playstation te installeren voor die superleuke buzz-quiz, kwam dat sms-ke van Christa: “Bel me! Iemand gekwetst”
Nu moet ik een lang hectisch verhaal kort maken. En ook zeggen dat we in ons Beroep een formidabele ploeg hebben die moeiteloos kan communiceren, afspreken en organiseren. Iedereen was even de kluts kwijt. Ook onze leerlingen. Maar heel snel viel alles weer op zijn plaats.
Een van onze leerlingen werd zwaar gewond door een spijtig ongeval. Nekwervel gebroken, hersenschudding, tanden afgebroken. Brecht. Net hij was die nieuwe jongen die die prachtige bovenstaande woorden uitsprak.
Brecht stelt het intussen heel goed, is thuis en wil zijn herstelperiode zo kort mogelijk maken.
En voor zijn ongeval gaf hij ons een enorm compliment: “Geert & Christa, vanaf nu gaan we jullie Papa en Mama noemen.”
Kippenvel, hoor, zo na 36 jaar…

zaterdag 18 september 2010

Man in Black on White Party

Alzo liet deze oude mens zich nog eens overhalen om naar een party te gaan.
Met vrienden spraken we af om eerst een bodempje te leggen. Kaas en wijn in Wortegem. Kaas, kaas en nog eens kaas, dat was alvast wat mijn geteisterde maag mij nadien liet herproeven. Ik reken erop dat onze bescheiden bijdrage het voetbal van Wortegem in hogere sferen zal brengen, onze gastritische oprispingen ten spijt.
Na enige uren wendden we de steven naar Aarsele, city of cities. Daar werden we heel warm verwelkomd op The White Party, van Rik en Frank.
Het was voor mij een prachtig geënsceneerd theater. Doeken, belichting, de disco-bal die feeërieke motieven op de muren toverde. En de meeste mensen waren in het wit gekleed. Dat was ook de bedoeling.
Zelf waren Christa en ik in het zwart gehuld. Geen statement, gewoon geen wit in huis. Hier en daar wat commentaar, geen probleem.
En ambiance! Jawel hoor.
Maar ik heb ook beseft dat ik inderdaad oud word. Ik weet het, er zijn getuigen van, ik heb het linkerbeen en vervolgens het rechterbeen ritmisch bewogen op de ongetwijfeld formidabele muziek. Soms kwamen zelfs de schouders en de armen in beweging. Ja, zweet stroomde van mijn schedel en van de rest van mijn formidabele kathedraal van een lichaam.
Maar hoe graag ik jullie ook zie, zoveel vrienden die op die prachtige party waren, ik voel mij daar niet meer thuis.

zaterdag 11 september 2010

Matthew 19:14: "Let the little children come to me”

Alzo zegt de Bijbel. Vele priesters hebben blijkbaar de rest van die zin niet gelezen: “…and do not hinder them, for the kingdom of heaven belongs to such as these”
Wat een mooie wijsheid. Was het nu een Jezus of een andere wijsgeer, who cares. Wie voelt zich niet totaal ontwapend, weerloos, smeltend bij de argeloze onschuld, de klare spontaanheid, de meedogenloze eerlijkheid, de fragiele emoties van een kind. Wellicht verlangen we als volwassenen soms terug naar die open, onbevangen, niet-getroubleerde blik die we ooit op het leven hadden.
Zelf werd ik geconfronteerd met een pedofiele priester. Die man was erin geslaagd op het College in Deinze een Boekenfonds op te richten. Allemaal jonge snotterkes die tijdens de vakantie boeken kwamen repareren met als beloning een coca en een Frisco. Jawel, ik was er één van. Pas op, tijdens onze werkmomenten hadden we een radio. Radio London. De paster was er niet, we leerden geluiden kennen die niet voorzien waren. Bob Dylan, The Stones, The Kinks, The Who, Jimi Hendrix. En Radio Veronica. OK, Will Tura ook. Make no mistake, van niemand tolereer ik ook maar een negatieve opmerking over Will Tura.
Ik belandde bij die priester in het 5de Latijn-Grieks. De jaren daarvoor werden er telkens als beloning woningen gehuurd in de Ardennen. Ik was er steeds bij. Geen miserie. Leuke priesters waren daar, zoals Toon De Strooper (nu Gottem), Cies Verheylezoone (later getrouwd en dominee geworden, formidabelen tiep)
In mijn voorlaatste jaar begon den anderen echt door te zetten. Toen pas besefte ik dat er inderdaad iets raars bezig was. Jullie moeten echt wel weten, in 1968 kende ik echt totaal niet het begrip “pedofiel”.
Het was al een paar jaar dat ie bijv. tijdens de boekenfonds-sessies met een “regel”, (bestaat dat nog?), achterin mijn broek gleed. Vanaf mijn 5de jaar (Grieks-Latijn, ik had 12 uur les van die persoon) moest ik bijlessen volgen voor Grieks. Uiteraard omdat hij mij systematisch buisde.Ik was een schoon boeleke, achter met de puberteit. Eerlijk: ook wel omdat ik er mijn voeten aan veegde.
Die bijlessen, dus. Zijn viezige mollige poten gleden na enige weken langs de binnenkant van mijn dijen (het was lente, korte broek) en ik begreep plots: dit is niet normaal.
Als klein mollig ventje (na mijn retorica nog 18 cm gegroeid) gaf ik hem een stevige plets in zijn gezicht.
Op mijn mondelinge examens van Latijn, Grieks, Godsdienst, vroeg ik onze toenmalige superior De Witte als getuige. Een grote meneer! Ik was gelukkig geslaagd.
Want nog steeds droom ik soms dat ik hem zie parkeren voor het huis van mijn ouders waar de priesters van het college jaarlijks kwamen dineren.
Zijn nummerplaat 7675 U. Een mokka-kleurige Ford-Taunus.
Een jaar later moeten er ergere klachten gekomen zijn. Hij is gestraft door het Bisdom. Ze hebben hem weggepromoveerd. Hij werd directeur van… een meisjesschool.
Leuke dag toen ik hoorde dat die grote sigarenrokende naar goedkope parfum riekende big boss van het College overleden was.

zondag 5 september 2010

De Preek

Hierna volgt dus de schriftelijke neerslag van mijne fameuze preek. Wie er niet bij was zal natuurlijk veel missen. Mijn ongelooflijk charisma, mijn flukse oogopslag, mijn alleszeggende lichaamstaal, de feromonen die ik het publiek instuur. Desalniettemin, op algemeen verzoek, hier is ie dan.
Lieve mensen
Wie had ooit gedacht dat uitgerekend ik in Deinze-Kerk nog zou een toespraak houden. Deken Rudy wellicht niet, Ik in elk geval niet. Anderzijds, vergis jullie niet, Gaspar VDV en ik waren lector bij de eerste TV-mis die vanuit Deinze werd uitgezonden. Even was ik dus een klerikale BV met toekomst om iets te doen in de katholieke media. Er is helaas niets van in huis gekomen.
Maar… ik sta hier niet om over mijzelf te praten. Neen, het is mijn onmogelijke taak om binnen enige minuten een huwelijksleven van 60 jaar te resumeren.
Over onze ouders zou ik in feite een boek moeten schrijven. Maar ik vrees dat dat boek niet goed zou verkopen. Te weinig sensatie. Onze ouders zijn namelijk heel brave mensen. Vijanden hebben ze niet. Respect krijgen ze van vele vele mensen.
Hun eerste huwelijksjaren heb ik niet bewust meegemaakt. Alles wat ik weet is dus van horen zeggen. Moeke mocht geen les meer geven in het katholiek onderwijs omdat ze zwanger was van mij. Pa ging eerst met de fiets naar Deinze gaan lesgeven (waarbij hij naar het schijnt Cancellara-allure vertoonde), daarna met een aftandse DKW auto waarvan de ronk hoorbaar was tot in Astene. Moeke ging vervolgens Godsdienst geven in het Atheneum.
Ik ben geboren in Gent, ruim een jaar na het huwelijk. Zoals ik al zei, brave mensen, dus… We woonden bij mijn grootouders tot het huizeke in Deurle was gebouwd. Met Kleine Landeigendom. Ooit hoorde ik dat ik daar sliep in een rieten wasmand, maar dat kan mijn fantasie zijn.
Maar het huis in Deurle kwam er. En er kwamen ook een drietal zussen bij, Mieke, Marijke, Veerle. En dan Wimke, het keppekeutelke toen.
Ik vermoed dat de financiële toestand die eerste jaren vrij lastig was, met die vijf kinderen. Maar nooit kwamen wij wat tekort.
Zo kon er bv bij de kruidenier op de hoek, Cockers, met puntjes gespaard worden voor speelgoed. Mijn geloof in Sinterklaas begon te wankelen toen de Sint die auto van Highway Patrol bracht die al twee maand in Cockers vitrine stond. Want toen ik diezelfde dag naar Cockers ging om sigaretten voor Pa, rode Michel zonder filter, 9 frank, stond die auto er niet meer.
En was er misschien niet zoveel speelgoed als vandaag de dag, we vonden altijd wel iets in het kot. Oude kleren om ons te verkleden, stukken pannelat…
De zondag was speciaal. Na de mis mochten we naar Cockers om “tweedings”. Twee snoepen die elk 1 frank kostten. Rekkers, stampers…
We werden gewassen in een kuipke, in de winter voor de kolenkachel. De “waste” werd met een houten tang uit de wasmachine gehaald en in de spoelbakken gegooid. Tot zover de folklore.
Samengevat: intussen zijn we met ons zevenen, vermoedelijk gaan er geen meer bijkomen. Vijf van ons woonden in Deurle, Tom en Lien kwamen erbij in de Guido Gezellelaan, vervolgens met heel het gezin naar de PJ Eeckhoutlaan.
Maar onze ouders bleven altijd wie ze waren. Schitterende onderwijzers waarover generaties van oud-leerlingen ons aanklampen om te zeggen welke mooie herinneringen ze hebben aan meester Walgraeve van ‘t College of mevrouw Walgraeve van de Maricolen. Zelfs op mijn Facebook mag ik dat regelmatig lezen (Pa en Moeke, Facebook da’s iets op het internet) Telkens weer zijn we fier als we dat horen, papa en moeke wimpelen dat een beetje af, bescheiden als ze zijn. Ze vinden dat normaal dat ze zo bezield hun job deden.
Ik weet dat hun geloof voor hen heel belangrijk is, dat ze daar altijd zeer veel kracht hebben uitgehaald, en nog steeds.
Want met zeven kinderen kom je nogal wat stoten tegen. Ziekte, kwetsuren, vooral over dit laatste was ons moeke overbezorgd. In de bergen moesten we bv altijd 2 meter van de balustrade blijven. En de kleintjes moesten altijd een handje geven. Nu nog voel ik dat moeke zich moet inhouden als ik thuis vertrek: ze wil zeggen “Geertje, voorzichtig zijn hé”
Zorgen, kleine en grote… Door sommigen van ons werd er soms losbollig gestudeerd, af en toe wat uit de band gesprongen. Ge moet niet ver kijken, hij staat hier voor u. Daardoor waren er ook grote zorgen over zij die serieus bezig waren. Ze gaan toch ook niet…
En de tijden zijn nog niet veranderd. Nu is er naast de bezorgdheid over ons, de kinderen en schoonkinderen, ook de bezorgdheid over de kleinkinderen en de achterkleinkinderen. Prachtig ook hoe ze openlijk fier zijn op ons allemaal. “Ze stellen het goed, ze studeren flink, ze zijn gelukkig, ze maken prachtige kunstwerken, zo schoon muziek dat ze kunnen spelen”. Zo weet ik dat moeke met fierheid vertelt over ons allemaal bij (vroeger) de coiffeuse, nu bij haar coiffeur, haar nieuwste vedette. Of in een wachtzaal bij dokter of tandarts.
Hun geloof geeft hen ook de kracht om de tegenslagen te verwerken die wij, de kinderen, soms meemaakten. Nooit werden wij be- of veroordeeld. Steeds zijn we welkom thuis en worden met een groot hart beluisterd. Ook de schoonkinderen zullen dit getuigen, zij worden omarmd als eigen kinderen. Al kunnen we nergens anders meer terecht, onze thuis, onze ouders zijn er altijd. En dit al zestig jaar.
Papa en moeke, waarschijnlijk heb ik vele dingen NIET gezegd. Maar ik weet zo dat jullie mij dit vergeven. Want eigenlijk moest ik alleen vertellen wat nu volgt.
Geloof is één ding, maar bovenal is er jullie ontroerend mooie onvoorwaardelijke zorgende liefde voor elkaar. Reeds méér dan zestig jaar.
Wij, jullie kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen wensen jullie dat jullie nog héél lang voor elkaar mogen zorgen. We zijn ontzettend trots op jullie.

woensdag 1 september 2010

Of horses and man

Daarstraks hoorde ik dat helaas een paard van de Koerse moest worden afgemaakt. Bij de jockeys doen ze dat voorlopig niet, alle kompassie met die mens die nog in coma ligt.
Toen ik echter deze ochtend, 6 50 u, het bed uit moest zou ik een verlossend spuitje niet afgeslagen hebben. Picanol is een bedrijf, maar het zou ook een kwaal kunnen zijn als de wekker te vroeg afgaat. (trouwens lang gedacht dat Andantol een moyen tegen diarree was)
Maar toch! Wallen onder de rooddoorlopen ogen konden het humeur niet slechter maken. ’t Was namelijk al heel slecht.
Maar toch! Wasje, plasje, muilke scheren, buik intrekken en met een mega-smile schoolwaarts voor De Eerste Dag.
Maar toch! Geloof het of niet, na al die jaren vind ik die eerste dag nog steeds de mooiste. Telkens weer kijk ik er naar uit. Welk vlees is er in de kuip van mijn klas beland.
In mijn Vijfde Beroeps krijg ik steeds weer uitzonderlijke kinderen. Op mijn leeftijd mag ik ze kinderen noemen, hoewel sommigen reeds meerderjarig zijn.
Ze zijn uitzonderlijk omdat ze elk een apart verhaal hebben. Veelal zijn ze al lang afgeschreven door traditionele leraars. “Lui”, “Agressief”, “Dom”, “Moest hij/zij willen het zou…” “Als je niet méér je best doet moet je afzakken!” Vervolgens hebben ze zichzelf afgeschreven. Zelf-waardering: nul. Schrijnende verhalen ook over hun privé.
Wel, bij die gastjes vind ik mijn beroep het mooiste en tweede oudste ter wereld (nr 1 is prostitutie, zegt men). “Leraar”. Reeds bij de Ouden was het een voorrecht om bij een leraar te worden aanvaard. Je leerde er kennis, je mocht delen in wijsheid, je kreeg levenservaring, je werd er beter van.
Wat de Ouden nooit schreven is dat de Leraar zelf er beter van wordt: je krijgt steeds meer kennis, je mag delen in wijsheid, je wordt er ieder schooljaar een ander mens van.
Verdomd blij dat ik nooit jockey geworden ben.

woensdag 25 augustus 2010

De Geus preekt!

Preken in Deinze Kerk. Ik! Geen mens die dat toch gelooft?
En toch, lieve lezer, is het een feit. Sinds Van Gheluwe is alles mogelijk om het imago op te krikken.
Jawel, deze Geert zal van op de kansel het woord richten tot de goegemeente van Deinze, de crème van de steedse degelijkheid.
Ik doe het met gedrevenheid! Niet dat ik diaken wil worden of zo. Maar mijn ouders zijn weldra 60 jaar in de echt verbonden. Als diep-katholieken willen ze dit ook vieren in Deinze Kerk. Wie ben ik om dit feestje om rancuneuze college-redenen te verpesten. Het zijn mensen die bij mijn weten geen vijanden hebben. Velen, anderzijds, die hen diep respecteren. Twee schoolmeesters die hele generaties kweekten met zorg voor het intellectuele, maar ook altijd weer zorg voor zij die het moeilijk hadden.
Ja, ik ben fier op mijn ouders. Diepgelovig, deel van hun kracht, maar zo tolerant en begrijpend en ons, hun kinderen, steeds weer kansen gevend. Allemaal mochten we ervaren: de laatste plaats ter wereld, daar ben je hoe dan ook altijd welkom, namelijk bij ons thuis.
Maar nu moet ik in 5 minuten zo’n verhaal vertellen. Een onwaarschijnlijke vrijage van 4 jaar, een huwelijk van 60 jaar door dik en dun. Engagement in Koor, gezinsgroepen, Bond van de Grote Gezinnen, … waren slechts randverschijnselen.
En toch, dat heb ik met mijn oude klasvriend Rudy Den Deken afgesproken, zal er ook gelachen worden in Deinze Kerk. Want zonder gelach bestonden we niet.
Tiens, in feite heb ik hier de essentie van mijne preek neergeschreven.
Zal wel kerkelijk niet kloppen, maar toch: In Dulci Jubilo!

zaterdag 21 augustus 2010

Boze rimpelrocker

Alle respect voor Chokri Mahassine en wat hij met Pukkelpop realiseert. Zelf apprecieer ik eerder de programmatie van Pukkelpop dan de “bouillabaisse” van Werchter. Maar zijn Rimpelrock stoort mij. Of de naam moet veranderen, of de programmatie.
Als bijna-zestiger voel ik bij hem reeds de meewarigheid waarmee “senioren” bekeken worden. Betuttelen, onderschatten, en ja… proberen uit te melken. Ik begrijp economisch gezien dat Chokri een spotgoedkoop festivalleke voor “doelgroep 60+” wil organiseren. Mooi spaarpotje om Iron Maiden te kunnen betalen.
Maar kom zeg. Hoe bekijkt hij de zestigers van tegenwoordig. Ja, er waren er 30 000 die uit de bol gingen voor de Laura Lynns en Frans Bauers van tegenwoordig. En als ik zat genoeg ben zal ik ook wel eens een been uitslaan bij de hymnen van deze onvolprezen performers. Niet bij muziek van has-beens als Humperdinck (de vleesgeworden slagroomtaart) of een Bee-Gee mummie als Robin Gibb.
De ergernis gaat over die 60+. Wanneer gaan ze nu eens snappen dat mijn generatie groot werd met het beste van de pop, het hardste van de rock, het subliemste van de punk en new wave. Het is net mijn generatie die de overdaad aan geweldige concerten in de Brielpoort mocht beleven, dank zij Kris Verleyen. Wat was Deinze toen verwend! Je kon zowat om de paar weken uit de bol gaan bij alle nieuwe groepen, die later bleken historisch te zijn. Deze lijst zou mij drijven tot een veel te lang stukje… Maar ons stigmatiseren op onze leeftijd? Fout, Chokri!
Ter illustratie wat leeftijden van mijn helden en andere musici:
Bruce Springsteen: 61
Bob Dylan: 69
Keith Richards: 67
Neil Young: 65
Iggy Pop: 63
Bob Seger: 65
Emmylou Harris: 63
Tina Turner: 71
Jimi: zou er nu 68 zijn
Seasick Steve: 69
Joe Strummer (The Clash) zou er nu 58 zijn
Paul Mc Cartney: 68
Leonard Cohen: in september 76
Nick Cave: 53, het nadert
En dan zijn er nog Joey Ramone, Ludo Mariman en zovele anderen. De lijst van geweldige muzikanten die nu naar de zestig (zouden) lopen, and beyond, is eindeloos.

Iemand vroeg aan vrienden van ons: “Zijn jullie niet te oud om naar Dranouter te gaan?” Mijn bedenking ter plekke was: “Zijn jullie niet te jong om hier te zijn?”.

Met alle respect voor de Kings of Leon en Eels en aanverwanten: onze zestigers generatie mocht genieten van ongelooflijk goede en onvergetelijke muziek. De rimpelrockers hebben het allemaal meegemaakt. Van de Beatles tot Metallica en Tool.

Voorstel voor volgend jaar: “Chokri’s Schlagers”. En “rock” weglaten. Ik wil respect, Chokri, want zonder onze generatie: geen Pukkelpop!

zondag 15 augustus 2010

Mette logeerde

Soms maak ik mezelf wel eens wijs dat ik nog niet oud ben. Bij schemerlicht efkes in de spiegel kijken, buik intrekken, bril afzetten, en denken ‘Mja, kan ermee door’.
De ontnuchtering komt als kleindochter Mette komt logeren. Je rustig verder kabbelende bestaan wordt bestookt door een tornado.
Het begint al tijdens de rit naar Waregem. Na 10 min.: “Opaaaa! Kikiiii! Is het nog lang?” De gebruikelijke foefen, na deze autostrade nog een andere en dan zijn we er. Kortom, animeren reeds nodig. K3 in de cd-speler, handjes draaien zorgt voor riskante verkeerssituaties.
’s Avonds met gepaste trots het moeizaam in elkaar geknutselde stapelbed gepresenteerd. “Ik wil hier niet slapen. Het is te klaar (scaniaflexen in zweet en schuim geplaatst), zoveel lawaai!”
Kortom, om een lang verhaal kort te maken:
Waarom Mette niet meer mag komen logeren:
- Om 6 uur des ochtends, dat kristalheldere stemmetje: “Kikiiii Opaaa!!! Ik ben uitgerust.”
- Vervolgens allerlei stretchoefeningen + energieke matrassprongen
- Bleitend op de grond vallen bij iedere vorm van verbod
- Euhhh… dat was het
Waarom Mette wel mag komen logeren:
- Een welgemeende “OEF!!” als ze vertrok. Een uurtje later dan: “Wanneer zouden we nog eens kunnen…”
- Mensen dachten dat Christa de mama was
- Mette zei: “Opa, jij hebt toch geen dikke buik?” Is het een diplomate of heeft ze een bril nodig.
- We missen ze in feite al…
Die kleinkinderen, speciaal gevoel hoor.

maandag 9 augustus 2010

Fiësta

En zo ging ik nog eens naar een festival. Dranouter dan nog. New look, zo meldde de pers. Hoewel, op het eerste gezicht nog altijd veel geitenwol, baby’s in bolderkarren, hippie-nostalgici met hennep-harige geheel gedrapeerde vrouwen, eco en bio en Oxfam alom. Sandalen, daar moet ik over zwijgen want ik droeg er zelf. Veel jong volk ook.
Desalniettemin (aah, ik koester dergelijke woorden) ging mijn belangstelling uit naar drie specifieke acts.
Ik wilde wel eens Daan zien: die krijgt daar vier Mia’s, is dus succesvol. Welnu, Daan Stuyven kan op drie troeven rekenen. Een doorzopen en doorrookte stem die hem toekomstig Cohen-potentieel geeft, coole looks en vooral een groep muzikanten waarvan het unfair zou zijn ze begeleiders te noemen. De groep Daan zorgt voor een meeslepende act, catchy-nummers, perfecte harmonieën, niet in het minst dank zij de weergaloze Isolde Lasoen. Nooit geweten dat Daan zo populair was, nooit geweten dat een openingsact zo enorm veel volk lokte en meteen door het dak van (hoge) tent liet gaan. Mja, OK, sorry, ik heb ervan genoten. Respect!
Enige uren en vele drankbonnetjes later, weliswaar Maes :(, was het aanschuiven voor Solomon Burke en Joss Stone. Tijd voor 200 % Amerikaanse soul, een volledig geprogrammeerde Vegas-show, geen improvisatie. 14 mensen op het podium, stuk voor stuk briljant. De kolossale Solomon, totaal gehuld in glitterende outfit, was neergeplant in een massieve vergulde troon met rugvulling in scharlakenrood, met daarvoor bossen baccaratrozen. Maar wat een sublieme muzikanten, en hoe helder en soulvol zingt die 70-jarige. Zittend swingen als je zowat 220 kilo weegt, ga er maar eens aan. En dan kwam de bevallige Joss Stone. Heb ik nu nog ergens een blik superlatieven om open te trekken? Wat een stem, wat een soul, wat gaat dat worden als ze ouder wordt en die stem nog meer gaat looien. Ik denk, o heiligschennis, dat ze naast de grote Aretha komt. The bitch is a white nigga!
Maar jullie weten uiteraard dat ik vooral nog eens The Pogues wilde bezig zien. Altijd een feest, dit (prettig) gestoord gezelschap. Ik heb hen nooit als folkies beschouwd. The Pogues zijn nog steeds een rasechte punkgroep. Al eens de teksten van hun “hits” gelezen? Het lieflijke “Fairytale of New York” bijvoorbeeld. Laat staan van hun niet-hits. Ze horen ergens bij folk door de instrumenten, maar de meesten komen uit de punk-scene. En, make no mistake, ze gedragen zich ook zo.
Maar het allervreemdste is dat Ierse imago, en het feit dat ze door de Ieren geadopteerd zijn. De meesten hebben niet veel met Ierland te maken. Shane McGowan is geboren in Kent, groeide op in London. Maar…
Shane kan mij telkens weer grijpen tot het diepste van mijn botten. Hij bestaat op het podium tussen mens en zombie, halveliters Gin ter beschikking. De microfoon-staander is een welkome uitvinding om het evenwicht te bewaren.
Ik voel in zijn composities de grauwe vervallen werkmansbuurten, afgebladderde hopeloze rijhuizen, de wanhoop, de agressie tegen onrecht. En toch voel ik ook Ierland, weemoed, grote verhalen bij een haardvuur terwijl buiten nevelslierten voorbijtrekken over vochtige weiden.
Je mag niet naar Shane McGowan gaan kijken uit leedvermaak. Da’s onrecht. Ja, hij is manifest een alcoholicus. Maar af en toe vang je glimpjes op van hoe hij echt is. Humorist, verdrietig, een groot dichtercomponist, en ondanks alles romanticus. Dat hij nog lang mag meegaan.
En dat ik hem nog vaak aan het werk mag zien. Fiësta!!!

woensdag 4 augustus 2010

I'm so ECO!

De hoogste tijd voor een biecht, dacht ik daarnet. U moet weten dat ik katholiek opgevoed ben. Hoewel ene Louis Verbeeck ooit schreef: “Ik ben katholiek opgevoed en toch katholiek gebleven.” Ik bleef het niet, was het in feite nooit, maar toch efkes biechten.
Samen met Rik en Raymond (niet Haerens) was ik de eerste die flyers uitdeelde in de regio Groot-Deinze van de vers opgerichte partij Agalev. Anders Gaan Leven van jezuïet Versteylen. Die folders hadden de vorm van een eikenblad. “Toffer” kon niet. Trouwens, blijkbaar werden Machelen en Zulte toen ook bij Deinze gerekend. Onvoorstelbaar hoeveel schurftige keffers aldaar probeerden mijn enkels te teisteren.
Ja, zelfs de grote Jef Tavernier (toen leraar, nu oud-senator, -minister, enz…) zat in mijn livingske en vroeg me om in Deinze een “cel” van Agalev op te richten. We dachten toen in cellen. Zo was ik lid van Percel, de enige subversieve denkgroep die Deinze ooit kende. Aah, die rebelse jonge tijd. Helaas, toen ik Jef antwoordde: “OK als ik op de affiches sta met een sigaret in mijn mond en een Triple in de hand doe ik het” antwoordde hij gladjes (economist, toekomstig politicus): “Nee, we doen niet aan personencultus.” Mieke Vogels was nog op komst. Tot daar mijn groene belevenissen.
Vandaag bezocht ik het containerpark van Waregem, gelegen te Beveren-Leie. Gelukkig beheers ik de moderne technieken zodat mijn Tommeke Tommeke mij niet naar het Waasland voerde. 78 km zei het ding namelijk.
Met de nodige euro-muntstukken op zak reed ik het eco-park binnen, helemaal voorbereid op het legaal storten van afval, gevolg van eindelijk eens de zolder en de garage uit te legen.
Mijn verbazing was totaal. Ik kon het volgende van mijn lading GRATIS dumpen: oude TV, PC, monitor, muis & klavier, mixer, strijkijzer, printer, lampadère, plastieken bloempotten, een houten cache-pot, een zak met plastiekzakken…
Dan naar het betalende gedeelte voor wat restte in mijn Cliootje: kartonnen doosje, kapotte paraplu, gebarsten teljoor, verfrollertje, twee kleine betonnen bloempothoudertjes (een mens krijgt soms kado’s). Een vriendelijke jobstudent vroeg wat ik allemaal meehad. Bleek dat ik nog vier soorten afval overhad à 2 euro per categorie. De brave jongen vond dit zelf erover en maande mij aan het onooglijke hoopje in de daartoe bestemde containers te dumpen zonder te betalen. De jeugd deugt!!!
Als ex-groene jongen stond mijn verstand stil. Maar tevreden reed ik huiswaarts met een ledige Clio.

maandag 2 augustus 2010

Kijk Uit!

Tijdens het zappen werd mijn aandacht onlangs getrokken door een verkeersopvoedend programmaatje van de nationale zender. Tussen een opgepoetste politiefunctionaris en een wannabe “iets in de media”-meisje ontspon zich de volgende, weliswaar goed ingestudeerde, spontane dialoog.
“Goedenavond beste kijkers. Zoals je weet, Cindy, bevinden we ons middenin het toeristische seizoen.” “Ah ja?” “Goede vraag, Cindy. Voor we vertrekken controleren we of de gevarendriehoek, brandblusser, fluohesje en medibox aan boord zijn.” “Ah ja?”
“Dat is een terechte opmerking, Cindy. Alvorens een rit van meer dan 100 km aan te vangen, zo wijzen studies uit, is het aangewezen de schaamstreek grondig te reinigen. Immers, bij plots opduikende jeuk is het de bestuurder van het voertuig niet toegestaan de handen van het stuurwiel te verwijderen.“ “Ah neen?” “Dat is de wet, Cindy, maar wat jij insinueert mag ook niet. Het is de passagier(ster) verboden mits het juiste gekrab enige nood te lenigen, aangezien de bestuurder van het desbetreffende voertuig ten allen tijde de volledige focus op de rijweg moet behouden.” “Ah ja?”
“Dat is inderdaad een probleem, Cindy, fijne observatie. Maar voor kinderen op de achterbank bestaan er oplossingen. Het aanbrengen van duck tape op het mondje van de kindjes kan de verkeersveiligheid bevorderen. Dit voorkomt dat de bestuurder van het voertuig wordt afgeleid door hinderlijke vragen zoals: ‘Zijn we er bijna? Ik wil cola! Ik moet piesen’. Voor zeer handige peuters, in een wettelijk goedgekeurd zitje, raden wetenschappers ook aan eveneens de polsjes met duck tape te behandelen.” “Ah ja?” “Ik begrijp je bezorgdheid, Cindy, maar tegenwoordig kan je kinderen entertainen met een dvd-speler, volledig veilig bevestigd aan de achterkant van de voorste hoofdsteunen. Wellicht kunnen ze op zo’n jonge leeftijd al iets opsteken over veiligheid in het verkeer via een paar Youtube-filmpjes van Kijk Uit! Hahaha!” “Ah ja?”
“Het tijdsbestek is vrij beperkt, Cindy. Je raakt daar een andere kwestie aan. Maar aan “Ouderen op de achterbank” besteden we een nieuwe en volledige aflevering. Morgen zijn we er weer met meer verkeer!” “Ah ja?”
Ik weet niet zeker of ik helemaal correct de conversatie neerpende. Maar het kwam in elk geval zo over.

woensdag 28 juli 2010

Close encounters from the third kind.

Wat hebben wij in de Vlaanders toch met Antwerpenaars? Is het een in onze genen ingebouwd minderwaardigheidscomplex? Wij, de “boeren van over ’t Scheld”. Hebben zij een meerderwaardigheidscomplex dat historisch groeide? Ook in hun genen dus?
Anyway, we waren te gast bij een Antwerpse volbloed. Een erudiete man, uiteindelijk succesvol zelfstandige, niet gespaard door de feiten des levens. Ja, getormenteerd door gebeurtenissen die zich voordoen in jaren of zelfs seconden.

Eerlijk, hoewel Eddie eerder al bij ons in Waregem te gast was, keek ik er toch wat tegenop. Hoe charmant en innemend hij ook is, hoe verbazend veel raakvlakken we ook hebben in onze interesses, ik voelde een zekere aversie om me naar Antwerpen te begeven. Want ik wist wat er ging gebeuren. Eddie ging ons Antwerpen leren kennen.
Wel, in de Griekse tragedie noemt men het een katharsis. Bij Aristoteles staat Katharsis (reiniging) in de definitie van de tragedie voor fysieke, emotionele, religieuze en mentale reiniging. Door het beleven van eleos en phobos (beklag en angst) ervaart de toeschouwer een loutering van de ziel. Yep, ik ben een schoolmeester...

Allereerst ondervonden we dat je gratis kan parkeren in Antwerpen. Op ’t Zuid, amper 1500 m van het oude centrum, trouwens een trendy prachtige buurt. Eddie bracht ons naar het MAS, onthoud het, prachtig gedurfd gebouw op het Eilandje dat in mei 2011 opent als Museum Aan de Stroom. Mijn trouwe lezers beseffen het al: zaaalig terras om een Bolleke van ’t vat te nuttigen.
Maar dan. Binnenstraatjes, patriciërsgebouwen, beeldengroepen, horecazaken vol van historie met prachtige gevels, binnentuinen, kelders...
Gegeten op de oever van de eeuwige Schelde, terwijl oceaanschepen je voorbijglijden en doen mijmeren van verre oorden. ’t Vermoeid Model, De heksenketel, de Pelgrom, talloze unieke afspanningen waardoor je zou willen dat je niet meer dezelfde avond naar Waregem moet terugkeren. En dan nog genieten van een jazz-optreden in De Muze, thuishaven van de legende Ferre Grignard.
En werkelijk overal heel toffe bedieners. Ze spreken allemaal Antwaarps, maar daar kunnen ze ook niet aan doen.
Ja, ik heb mijn vooroordeel over Antwerpen redelijk bijgesnoeid. (met een buxus-schaar, aangeschaft bij Eddie)
By the way, Eddie is diep in zijn hart verliefd op zijn maîtresse: Gent.

maandag 26 juli 2010

Lettres de mon Gîte (2)

Zalig is het om de zuiderse Routes Départementales te volgen. Om aan cruise-snelheid tussen twee eindeloze rijen platanen te tuffen en tussendoor plots wijde panorama’s te ontdekken van de woeste “garrigue”, en wijngaarden en olijf- euh gaarden? De plataan is een wonderlijke boom. Met zijn steeds weer zichzelf vernieuwende schors toont de gevlekte stam zowel vergankelijkheid als toekomst. Een plataan geeft geen complete schaduw. Het felle licht van de Provence druipt er doorheen, als door een vergiet, maakt van ieder object en levend wezen een fascinerend clair-obscur.
De Départementales brengen je naar godvergeten sluimerende dorpjes met poëtische namen, zinderend onder de middagzon. Je komt in Saint-Quentin de la Poterie (vol pottenbakkers, wat dacht je) Of in Aigues-Mortes. Behalve echte katten geen kat te zien, maar prachtig. (waar zitten al die toeristen waardoor we zo lang in de file stonden op de Autoroute?) Of ook in Vers Pont du Gard (spreek uit VerS). Straatjes van anderhalve meter breed, middeleeuwse prachtig gerestaureerde huisjes. Uiteraard ook vlak bij de Romaanse kerk, in de schaduw van de klokkentoren op de Place de l’Horloge: het lokale café. “Veuillez commander à l’intérieur” zegt een bordje aan de muur. Vrij vertaald zegt de cafébaas: “Ge peist toch niet dat ik naar buiten ga komen, zeker?”
En dan de Pont du Gard zelf. Véél volk, jawel, maar nooit storend. Indrukwekkend, adembenemend is deze “aqueduc”, door de bouwmeesters van de geniale Romeinen opgetrokken om 50 km verder Nîmes van water te voorzien. Ze dokterden uit dat hun bouwsel per km 24 cm verval moest hebben. En ze deden het. “Epoustouflant”!
Twee vriendelijke Duitsers namen een foto van ons beiden met de Pont op de achtergrond. Alzo won den Duits bij ons aan populariteit. Verderop stelde ik voor aan twee Britse elkaar omarmende homo’s om van hen een foto te nemen (Pont op de achtergrond, évidemment). Ze probeerden het zelf, knuffelend maar toch met één gestrekte arm, durfden het niet aan het iemand te vragen.
Wat voelde ik me modern en tolerant.

zondag 25 juli 2010

Lettres de mon Gîte (1)

Uzés. Ooit van gehoord? Het is de hoofdplaats van de Uzège, stukje van de Gard, randje Provence. Toevalligerwijze huurden we een Gîte op 10 km van dit stadje. Uiteraard ga je dan de eerste dag op verkenning. Verbluft, verbijsterd, ademloos (ook wel door de 36°) flaneerden we door de vestingen en de authentieke huizen en straatjes die eeuwen teruggaan. Een teletijdmachine die je dwingt je vroegere geschiedenislessen weer op te halen. En dan moet je weten dat ik mijn 5de Grieks-Latijn moest dubbelen voor… geschiedenis (en terecht hoor, Willy Jonckheere, jij een boeiende vertellende leraar, ik een niet-studerend puberke).
De Investituurstrijd? Nu snap ik het. Bisschoppen die burchten bouwden, grote domeinen hadden en commercieel uitbaatten, in feite zware concurrenten van hertogen en monarchen. De strijd tussen Kerk en Staat. Ging niet over geloof, alleen over Macht. En de bedenking: hoe loopt het vandaag?
Uzés, vreemd genoeg volledig bewaard gebleven door een toenmalige verarming van de streek (in die tijd werd het spoorwegstation van Uzès ver buiten het centrum aangelegd, doodsteek voor de nijverheid, geen geld voor "renovatie") stemt je tot bewondering. Zonder technologie, puur handwerk, werden prestigieuze woningen gecreëerd. Ik weet niet of ons Matexi-huizeke binnen dik 800 jaar bewonderende blikken zal genereren. Maar zelfs een kleine rijwoning in dit oude centrum, of eigenlijk vooral die, wekken admiratie.
Het volstond om ons een straatbreedte uit de vesting te begeven om mijn favoriete bezigheid uit te oefenen: een terraske doen met de “gens du quartier”. Overal in de wereld is het zo. Binnen het toeristische centrum betaal je je blauw om tussen Hollanders, Duitsers en West-Vlamingen te zitten. Of nog veel erger: Antwerpenaars. In Uzés was het niet anders. Binnen de vestingen: pittoreske terrassen met een pastiske voor 3 euro. De straat oversteken was weer het goede idee. Een terrasje met 8 plaatselijke mannen die luidruchtig keuvelend het “apéritif” savoureren, je krijgt een kom “olives du pays”, je bekijkt de obligate lokale alcoholiekers met ingevallen gezicht (geen tanden meer?) en hun vrouwen die er tegen beter weten in nog goed willen uitzien. Verlept en ontmoedigd, toch nog wanhopig hopend, met zware eyeliner en lippenstift, het versleten ooit modieuze topje en de nepzonnebril.
Overigens, de pastis(kes) kostten daar 1.40 euro la pièce…

zondag 11 juli 2010

Veel te warm...

Allez, ik zei het toch...
Je denkt toch niet dat ik in deze temperaturen een blog schrijf? Ieder normaal mens zit nu buiten. IJsgekoeld op ieder vlak.
Neen, ik wil niet schrijven bij deze weersomstandigheden. Reeds het hele jaar verlang ik naar dit klimaat.
Het zweet gutst van mijn kale kop, mijn artrose geniet anderzijds van de brandende zon.
Straks naar een tent met een paar honderd Oranje-supporters, wel goed voorzien van voortreffelijke Belgische bieren.
Ik wens het den Ollander toe dat ie wint. Niet op basis van het oogstrelende voetbal. Who cares, winner takes it all.
Maar ik benijd hen hun lef, branie, zelfvertrouwen. Wij Belgen beleven ultieme historische momenten als we eens vierde zijn. Den Ollander zegt: wij gaan winnen.
Graag zag ik onze Vuitton-voetballers eens dezelfde mentaliteit uitstralen. Niet als individu, dat ego hebben die Nederlanders ook zeker en vast. Maar ze zijn zegezeker als ploeg.
Maar niettemin, ik ben niet van plan een blogske te schrijven...

donderdag 8 juli 2010

Je bent wat je eet

Zou het wel goed zijn voor mijn gezondheid dat ik mij zo enerveer in gezondheidsgoeroes zoals Sonia Kimpen? Deze dame, vermaard geworden door haar spagaat in het onmisbare “Sterren op de dansvloer”, krijgt sinds jaren een vetbetaald forum om ons een schuldgevoel aan te praten over onze overtollige vetlagen. Met als ongetwijfeld “gezond toetje”: een stevige verkoop van overbodige boeken met overbodige recepten aan mensen die minderwaardigheidscomplexen hebben over hun uiterlijk.
Pas op, helaas zijn er heel wat mensen die om medische redenen dieet moeten volgen. Glutenvrij, suikervrij, geen kleur- of smaakstoffen, geen zuivel. Zelf mag ik niet snoepen van die heerlijke aardbeien (mm, zo efkes in de warme chocolade dippen) want ik verander dan zelf in… een aardbei.
Maar jullie begrijpen wel wat ik bedoel. Alle mensen die ik mooi vind denken dat ze te dik zijn. Op onregelmatige tijdstippen gaan ze het gevecht aan tegen lekkere spijs en drank. “Voor mij niet meer, ik moet op mijn lijn letten”. Vaak heb ik het gevoel dat dit een feite een sluw gehengel is naar een complimentje. “Gij op uw lijn letten, allez jong!” zeg ik dan welgemeend. Al eens een “lijner” op een feestje zien zitten? Die mondhoeken naar beneden als de schotels voorbijkomen, die smachtende blik op onbewaakte momenten. Ondanks de goede voornemens hervallen ze gelukkiglijk in hun oude gewoontes. Ze worden weer de geheel beminnelijke levensgenieters.
Naar mijn perceptie beantwoorden maximaal 1 op 1000 mannen en vrouwen aan het zogenaamde ideale beeld van de Flair of de Nina en dergelijke. Al de rest van ons is dus lelijk en ongezond. Mijn grootouders aan weerskanten kenden het begrip “lijnen” niet. Mijn ouders ook niet. Mijn grootouders werden stuk voor stuk meer dan 80, mijn ouders zijn 85 en 86, en eten dat ze kunnen.
Zou het niet kunnen dat vele mensen niet oud worden omdat ze ongelukkig zijn? Zichzelf niet kunnen zijn op het werk, thuis, bij vrienden en familie?
“Je bent wat je eet”… Roland is een woensdagse kiekefretter, dus… Zelf hou ik van varkensvlees, dus… Anderzijds, een lekkere mossel zal ik niet versmaden, dus…
Je bent niet wat je eet. Je bent, ik hoop het voor jou, wie je bent.

maandag 5 juli 2010

Ayo technology

Het eerste singletje dat ik ooit kocht: “These boots are made for walking” van Nancy Sinatra. Make no mistake, ik had voordien reeds mooie muziek in huis. Omdat mijn vader één van de eersten was die bij Van Praet een Grundig-bandopnemer kocht (weet je nog? Met zo’n groen flikkerend lichtbalkje?) mocht ik wekelijks het loodzware ding weer naar de winkel sleuren en Madame liet mij de nieuwste singles opnemen. Hartverscheurend was het gekraak iedere keer toen ze oneerbiedig de naald in de groef mikte. Niettemin, The Beatles, The Stones, The Kinks, “My generation” van The Who, ik had ze ter beschikking. Vraag me begot niet waarom ik uitgerekend dat plaatje kocht. Om maar te zwijgen over de moeizaam bijeengespaarde 185 frank waarmee ik mijn eerste LP kocht: “André Brasseur & His Multisound Organ”. Een verre voorloper van de Piens Brothers.
Ter geruststelling, ik kwam al snel op het rechte pad. Mijn tweede elpee: “Are you experienced”, Jimi Hendrix. Madame heeft ‘m moeten bestellen. Nooit van gehoord.
Nostalgie naar vinyl is mij totaal vreemd. Wisten wij veel dat een plaat van vinyl was gemaakt. Zalig waren wel de hoezen. Je kon ze zitten bekijken en lezen toen de plaat aan het spelen was. Songteksten op de binnenhoes. Dat gepeuter uit die hoekige onsympathieke cd-dozen ontzie ik mij soms. Alleen al omdat dan die verdomde leesbril weer nodig is.
Maar ik ben een fan van de technologie. Leve De Vooruitgang. Elk fantastisch liedje ooit gemaakt is binnen handbereik. Een paar muisklikken volstaan om mij te laten wegzinken bij melodieën uit alle tijden.
Nieuws gemist? Schone filmkes? Adressen, hotels, telefoonnummers opzoeken? Communiceren met vrienden, verloren gewaande familie en kennissen? Internet.
Zin in een snelle warme hap: de microgolf.
Weldra uitdagend vrijwillig verloren rijden in de Provence? Even Tommeke Tommeke inschakelen en zomaar de weg terug vinden.
Evenwel, goeie muzikanten of acteurs live bezig zien, lekker eten en bijkletsen met fysiek aanwezige mensen, daar kan de technologie niet tegenop.
Warmte en echtheid zijn niet te evenaren.

zaterdag 3 juli 2010

Gardenia

Het moderne theater, ik ken er niets van. Zelf ben ik opgegroeid met producties waar bijvoorbeeld Jef Demedts zijn ogen uitstak als Oedipus. En dan zwaar dramatische teksten declameerde. Kortom, het Jan Decleir-syndroom zorgde ervoor dat ik dacht dat Vlaams theater tot aan de enkels in de klei stond.
Dankzij Vooruit van Deinze kon ik zomaar gratis een voorstelling bijwonen. “Gardenia” in het NTG.
Lieve lezer, dat ik er ondersteboven en achterstevoren uitkwam kan ik nu al zeggen. Jawel, ik heb geweend.
Heb ik ballet gezien? Of mime? Was het humor of bittere scherts? Of kitsch tot in het extreme?
Als niet-professionele recensent denk ik dat het stuk ging over identiteit, en het zoeken ernaar. Het sarcasme over onszelf uit angst om de waarheid te zien. Zo droevig, die mensen die vanuit een sociaal acceptabel beeld transformeren naar zichzelf. Ik zag portretten, poses, hoorde moppen “over the top”, waren ze nog wel grappig?
Zag ik tableaux vivants? Bevroren nep-beelden? Of noemen we het tableaux morts? Portretten van een gespeeld leven, zag ik. Acteren, de geschminkte grijns. Zijn mannen mannen? Vrouwen vrouwen? Je weet het niet.
Identiteit. Is de humor fantastisch, of alleen een truc. Een overdreven gimmick?
Voor wie naar dit stuk komt kijken zal de Bolero van Ravel nooit meer dezelfde zijn. Bloedstollend, pakkend, aangrijpend, onvergetelijk, ja tranen bij mij.
En Dirk Van Vaerenbergh, toch wel een schoon wijveke.

Alors on danse

In feite heb ik het steeds vreemd gevonden. Mensen klagen steen en been dat ze ouder worden. En toch moet dat gevierd worden. Cijfers zijn blijkbaar mijlpalen. Oei ik word 30, mijn jeugd is voorbij. Waw ik word 40, tijd voor de midlife-crisis. Allez, we worden 50, nu hebben we het allemaal gehad zeker? Volgend jaar word ik 60. Dan is het: even terugblikken op een leven vol geluk en hier en daar een drama.
Mijn vrouwke en haar dierbare vriendin bouwden gisteren een feestje. 50! Zelf had ik maanden aan een stuk liedjes opgezocht en totaal illegaal gedownload, indien nodig. Ha ja, het zou muziek uit de seventies en eighties worden, de periode van hun prille uitgaansleven. Nostalgisch de ledematen tot leven brengen.
Even was ik als DJ, na vele vele jaren, gefrustreerd. Mijn collega en kameraad, toch wel jonger, produceerde regelmatig mij totaal onbekende oenke-boenke. Mistroostig zat ik op mijn stoel, waar blijft de kwaliteit, dacht ik. Maar… de dansvloer stond vol! Vol springende huppelende zich totaal amuserende mensen. Hier en daar kon ik er efkes een liedje van mij tussen schuiven. Grote voldoening dat het ook succes had.
Maar hierdoor begrijp ik nu wat “verjaren” is. Het is telkens weer afscheid nemen van vroeger, je vastklampen aan “modern” om toch maar “in” te zijn. Weigeren om ouder te worden.
Ik ben zo fier dat ik volgend jaar 60 word. Zovelen in mijn leven haalden die streep niet.
Toen bijna iedereen weg was beleefde ik mijn avond. Met een koppelke of drie dansen op oude prachtige nummers.
4 in the morning. Leonard Cohen, “Wat ik zeggen wou” van de Kreuners, Hotel California Unplugged, Like a Hurricane (@Geert), no more oenke boenke.
Verjaren? Alors on danse.

maandag 28 juni 2010

Lastig hoor!

Nog steeds heb ik het geweldig lastig om ze te laten gaan. Ze werden mij in volle vertrouwen door liefhebbende ouders in handen gegeven. Maak er iets van, was de nooit uitgesproken smeekbede. Onderliggend heel vaak: zelf zien we het niet meer zitten.
Het is mijn lot dat tijdens mijn hele carrière mijn hart naar deze “lastige” leerlingen uitgaat. Over hen wil ik even schrijven. Eenvoudig te verklaren: een modelleerling ben ikzelf nooit geweest…
Eerlijk gezegd, ik vraag mij soms af of brave ernstige modelleerlingen wel graag les krijgen van mij. Soms troost ik mij met de gedachte: misschien vinden die braafkes die uit de band springende onconventionele vent ook wel leuk. Een klein beetje van wat ze “deep inside” ook willen zijn.
Make no mistake, lieve lezer, ik kan een heel boze strenge mens zijn. En dan is de stilte in dat klasje oorverdovend. Maar ze weten dat de schop onder de kont in feite met liefde gegeven is.
Goed, ik moest ze vanavond weer loslaten, onder de voorspelbare symboliek van ballonnen die opstijgen.
En mijn hart bloedt. Want zovelen zullen die droom niet waarmaken. Sommige onverwachten wel.
Ooit had ik er eentje in het derde jaar. Het was een vuile sloeber, maakte een opmerking over zijn bijna blinde buurman, Benedict. Razend was ik, sleurde hem vanachter zijn tafel, bleek toen de afgescheurde col van zijn hemdje in handen te hebben. Ik liet hem nog even de vier hoeken van het lokaal zien en dan buiten! Bleek achteraf dat die jongen thuis “van de riem kreeg”. Heb me nooit zo schuldig gevoeld.
Het is gelukkig heel goed gekomen met die man, Piet. Maar ook met vele anderen. De ene realiseerde zijn droom, camionneur. Anderen werden universitairen, leerkrachten, verkopers, horeca, verpleging… Dromen werden gerealiseerd die ze toen efkes niet zagen zitten.
Mijn gastjes loslaten, dat wil zeggen dat ik ze niet meer kan beschermen, een schopke geven, ze aanmoedigen en bevestigen. Tja, dat ik ze zo graag zie: lastig hoor!

woensdag 23 juni 2010

Pensioen?

Op een babyborrel ontmoette ik een oud-leerling, een specialleke, bleef ik sinds zijn schooltijd koesteren. “Oei, geefdegij nog les?” En toen besefte ik dat mensen mij constant die vraag stellen. Weldra 59, volgend jaar 60. Tja, begrijpelijk.
By the way, mijn fuif, volgend jaar, ben ik aan het voorbereiden. Volledig naar mijn hart: geen DJ’s, alleen live muziek. En jullie zijn allemaal uitgenodigd.
Maar goed, pensioen. Als jongske, weet je dat nog, ene die met pensioen gaat? In mijn ogen was dat iemand die nooit zo oud ging worden als hij eruit zag. Grijzende uitgedoofde lieden, klagend over “de jeugd van tegenwoordig”. De jeugd van tegenwoordig werd al uitgespuugd sinds de Romeinen. (of de Grieken, Egyptenaren in hiërogliefen?). Kortom, de jeugd van tegenwoordig gaat altijd in de fout. Ook ik in mijn jeugd, dus.
De jeugd van tegenwoordig deugt! Tijdens mijn ziekte heb ik ze gemist. Het beruchte Beroepsonderwijs stuurde mij berichten en mooie kaartjes. En weer smolt mijn hart. Zo’n lieve kwetsbare onnozele kiekens.
Nog steeds voel ik mij niet “oud” bij mijn leerlingen. Och ja, natuurlijk, soms vertel ik een anekdote van kortbij. “Da’s echt maar 17 jaar geleden” zeg ik dan vol overtuiging. Niet beseffend dat het gros van hen toen nog niet eens geboren was. En ze bekijken mij meewarig. Maar in hun hart willen ze aannemen wat ik in feite bedoel.
Voor mijn gastjes ben ik allicht een oude mens. Maar… ik voel me nog bemind en nuttig. En toch kom ik, na een aantal uren lesgeven, bekaf naar huis. Moe, maar tevreden. Ik bedoel, na een voetbalmatch kan je kapot zitten maar toch content. Zoiets.
Met pensioen of niet? Ik ga nu direct efkes als Oude Mens The Sex Pistols opleggen. No Future? Geef mij nog steeds Pretty Vacant.

zaterdag 19 juni 2010

Eerste ontmoeting...

De grote vraag op Facebook, tegenwoordig. Wanneer hebben mijn vrienden mij voor het eerst ontmoet? Welnu, ik verkies om daar niet op in te gaan. Ik durf namelijk niet te denken aan de momenten waar mensen mij voor het eerst zagen toen ik nog jong was. Ik was een klein bolvormig ventje, een fel muilke dat zichzelf zeer interessant vond, hyperactief (ADHD bestond nog niet), ik leefde grotendeels in een fantasiewereld.
In mijn eentje vlamde ik met mijn fietsje rond den hof. Ik was eerst Stan Ockers, spannend, me laten vallen en dan was ik dood. Vervolgens was ik Rik Van Looy. Ik won elke wedstrijd en gaf intussen commentaar bij mijn prestatie. Tussendoor was ik wel af en toe Old Shatterhand. Een stuk pannelat en een schuin afgezaagd overschot van onze dakspanten werden aan elkaar genageld tot een nooit missend geweer. Toen hebben mensen mij voor het eerst ontmoet…
Later, als puber, was ik een klein bolvormig… zie hoger. Het fietsje was weg, de boeken kwamen in de plaats. Vurige debatten over het leven, ik was existentialist, zwart col-rouleeke, stiekem naar Parijs (St-Germain –des-Prés) en ginds overleven op limonade en chocolade met stokbrood. Wil iemand echt weten dat ik daar bij de bakker “Un pain Français” bestelde? Toen hebben mensen mij voor het eerst ontmoet…
Nog later, getrouwd. Grote “schoonfamilie”. Allemaal mensen die mij voor het eerst ontmoetten. Intussen was ik wel 1 76 m groot en eerder skeletachtig geworden. Het Onderwijs trad in mijn leven. De punk bepaalde toen mijn looks. 36 jaar les gegeven. De horeca, allemaal nieuwe ontmoetingen. Nieuwe relatie, nieuwe grote “schoonfamilie”, idem. Ze zagen allemaal verschillende gedaantes van deze jongen. Toen hebben mensen mij voor het eerst ontmoet…
Eerste ontmoetingen, ik wil ze meestal vergeten. Want al duizend keer moest ikzelf mijn beeld bijstellen na een eerste eerder negatieve indruk.
Overigens, het bolvormige ventje is zich weer aan het vormen, het fel muilke is er nog, en het mijzelf interessant vinden: tja, waarom start iemand een blog?

dinsdag 15 juni 2010

Vuvuzela bacterie

Ik ben zo’n nostalgische voetbalsupporter. Lang geleden bezocht ik vaak de staantribunes van de Gantoise. Tussen het gemeen volk. De politiemacht bestond uit twee bijna gepensioneerde, uiteraard ruim besnorde, Gentse flikken, in het gezelschap van een even bejaarde Duitse Herdershond. Een bekroning voor die mensen dat ze gratis naar het voetbal konden. Ze liepen dan ook te stralen, een verhitte discussie werd minzaam bijgepraat. De supporters van beide kampen stonden namelijk allemaal samen.
Eén van onze plaatsgenoten was een kolossale kerel, een begrip, zijn stem galmde doorheen het stadion. Het was destijds de gewoonte dat tijdens de ‘tijm’ een fanfare, geheel voorzien van majoretten, de eer had op het veld het beste van zichzelf te geven, met deskundig door elkaar gemarcheer en gewriemel. Op een dag was de fanfare van Vinkt aan de beurt. Na enige minuten zette deze stentor zijn keel open en riep voor het hele stadion: “g’et zeker allemoal apoart gereipeteird?” Hilariteit, uiteraard. Of, voor de Beker van Vlaanderen tegen Beveren: “Jean-Marie!! Jean-Marie!! Komt ne kier!!” De, het moet gezegd zijn, werkloos zijnde goudgekrulde Pfaff begaf zich glunderend tot aan “den Draad”. “Dikkenekke” bulderde de onverlaat, tot groot jolijt van het voltallige publiek.
Maar nu is er de Vuvuzela op dat WK. Een constant, niet aflatend gezoem, geblaat, hoe moet je het noemen. Van de eerste tot de laatste minuut dezelfde dreun. Geen ontgoochelde “Aaaah” gaat door het stadion, geen gefluit en creatieve scheldwoorden naar de man in het zwart (tegenwoordig in alle kleuren). Geen opzwepende liederen, geen ophitsende kreten, geen “Het is stil aan de overkant”, geen gejuich bij een doelpunt, geen applaus bij een mooie aanval (ook van de tegenstander). Wellicht is het er wel, op dat WK, maar je hoort alleen de monotone plastieken toeters.
En het ergste van al, de naam van dat ding associeer ik onwillekeurig met een soort vaginale schimmel. “Vanavond niet, schat, ik heb nog altijd last van vuvuzela”.

donderdag 10 juni 2010

JOEKOELELLEE

Ik ben een gitaar-man! Het begon met de Rickenbacker van Pete Townshend, The Who, “My generation”, 1965. Het molenwiekend teisteren van de gevoelige snaren, het ongekende opwindende geluid dat als een bliksem in mijn onderbuik sloeg. Dat mij ervan bewust maakte dat ik een onderbuik had…
De goddelijke geluiden van de Fender Stratocasters van Jimi Hendrix kwamen even later. Hij molesteerde en betoverde ze op geniale wijze. Nog even later kwam Clapton. Even met de fameuze V-neck Stratocaster, dan met de enorme loei van de Gibson SG Les Paul bij “Cream”.
Het wordt nogal technisch zeker, maar toch nog even de formidabele Rickenbacker-bass van Lemmy van Motörhead vermelden. Al vlug geen tanden meer, de Lemmy, maar wat een buikgevoel. Wie het niet kent, ‘The Ace of Spades’ op Youtube voor enig stimulerend verwijl.
En nu plotse liefde voor de… ukulele? Kennen jullie dat, een ukulele? Da’s zo’n klein gitaarke met vier snaren.
Venten gaan onder een ijskoude douche met een GibsonSG en komen er uit met een ukulele, om maar eens beeldspraak te gebruiken. Enfin, tjollen met een kleintje, zouden we zeggen in Deinze.
Om te beginnen, kies een goed terraske in de zon, bestel stracciatella ijs. Je neemt een zalige hap, savoureert, slikt, en zeg “JOEKOELELLEE”. Het woord alleen al doet je nog meer genieten.
Vervolgens, recentelijk zag ik Nils De Caster dit instrument ter hand nemen. Evenals notoir ukulele-verzamelaar en –bespeler Jan De Smet (van De Nieuwe Snaar). Niet direct mensen die ik zou verdenken van tjollen… allez, je weet wel.
Volgend jaar, lieve mensen, gebeurt er iets ongelooflijks in Deinze. Peter L slaagde erin om The Ukulele Orchestra of Great Britain naar Deinze te halen. In The Grand Palace (thanks for the name Marc). Straf? Lieve mensen, die spelen gewoonlijk in genre Royal Albert Hall, etc.
Geheel tegen mijn gewoonten in een paar links om jullie te bekeren tot de “JOEKOELELLEE”
http://www.youtube.com/watch?v=sTIv8hP-UIA

http://www.youtube.com/watch?v=TFoS9bho2Ww

dinsdag 8 juni 2010

De democratie

Lastig vind ik dat, die democratie. We mogen dus onze stem uitbrengen, we moeten niet. We hebben wel opkomstplicht. Maar in dat hokje doen we wat we willen.
Zelf ben ik geen fan van Meuris. Te hoog Chirogehalte in zijn muziek, te drammerig in zijn ego. Ik ga dus stemmen.
Naar mijn perceptie is de moderne politicus in Vlaanderen een BV. Als mediaproduct overweeg ik ervoor te gaan. Even overlopen.
Voor het Vlaams Belang stem ik niet. Ik hou niet van De Winter, een Bruggeling die wil Antwerps praten. Nooit in een kwis, kookt niet, zingt niet. BV: Beu Ventje
Ook Gennez kan mij absoluut niet bekoren. Voor borsten en lippen ga ik dan maar voor Angelina Jolie, vermoed ik. Messen in ruggen steken, daarna bijleggen in de boekskes, wollige talks in debatten. Zit Caroline in feite niet in CD & V? BV: Bazig Vrouwke.
Over CD&V gesproken, Marianne… Sorry voor alle collega’s, maar zou dat ooit geen lerares Wiskunde geweest zijn? Of biologie? Veel te veel citroenen gegeten, zure-pruim syndroom. BV: Bitter Verleden. Of den Yves natuurlijk, bij ons in West-Vlaanderen, zo ontroerend hoe hij met zijn papier-maché gelaat tijdens debatten probeert een lach te produceren. Humor ist wenn man trotzdem lacht. BV: Beter Vertrekken.
Open Vld daarentegen, ah ja, Crootjen. Was ik maar gay! Of een studente van zo’n 18! Zijn twinkelende oogopslag, zijn ondeugende smile, zijn rijke Pa, ik zou het wel weten. Jammer dat hij de stekker er zo rap uittrekt, in mijn jeugd gepromoot als: coïtus interruptus. BV: Bedroevend Vluchtig
De Decker daarentegen, da’s een BV naar mijn hart. Altijd maar schelden, boel zoeken, buiten beeld boeren en scheten laten, een echte kerel. BV: Boertig Verloren.
En nu zit heel het Vlaamsche Hinterland te wachten op de obligate portie De Wever-bashen. Even wachten.
Welnu, dienen Bourgeois, met zo’n achternaam. Kom maar eens op voor de gewone mens. BV: Bitsige Vlaming
Allez, De Wever, dus. BV:
Buitengewoon Verstandig? Bracke-Vriendelijk? Bis-proportioneel Vet?
Bizarre Verwachtingen?
Help mij kiezen, vul zelf maar aan.

zaterdag 5 juni 2010

Wienewathoe?

Het spijt mij geweldig, maar ik kan er niets aan doen. De meeste vrouwen die zingen, die doen mij niks. Zeker niet in de Vlaanders. “Ge staat voor de deur” is het Eva De Roovere syndroom. In al die liedjes “staat” er ergens een vent, meestal voor een deur dus, soms naast een bed of in een keuken. Zijnen asem stinkt, hij minacht die zo mooi zingende vrouwen, pretendeert van de slimste te zijn en de langste te hebben. Hij neemt die zingende dames als tweede keus, oh zo smartelijk, alweer een nieuwe strofe.
Jackobond, op zich niets op aan te merken. Drie bijzonder uitmuntende muzikanten. Het meiske bijzonder toonvast. De teksten: zeer inhoudrijk, gedreven. Maar: het bekt van geen kanten. Dertien keer een novelleke, mooi. Maar de zang: dreinerig, drammerig, zeurderig, repetitief, voorspelbaar. Dus: schrijf het verhaaltje neer, maar zing het niet. Start een blog.
Een goed lied was “Laat me”, Ramses Shaffy. Met mijn rotkarakter zeg ik dan: blijf daar ne keer af zeg! Laat Ramses in vrede rusten.
En het was een mooi zangereske. Maar: geen buikgevoel gehad. Die momenten waar een concert je keihard in je middenrif grijpt, waar je denkt “amai, chance dat ik dit mag meemaken”. No way!
De zingende vrouwen waar ik van hou, tja, die leefden wel vrij ongezond, denk ik. Geen groentensmoothies in de blender, geen Zumba in blitse lycra-pakjes. Drank en sigaretten, eerder. Emmylou Harris, Janis Joplin, Dani Klein… en zovele andere.
Maar wel dik bedankt aan VTB-kultuur, want goed gelachen met de weergaloze Piv Huvluv!!!

maandag 31 mei 2010

Songfestivalitis W...

Ergens in mijn geteisterde lijf woekert op kleine schaal een virusje. Most viruses are too small to be seen directly with a light microscope, zegt Wikipedia. Maar ondanks scans en echografieën weet ik dat het er chronisch zit te sluimeren: Songfestivalitis W, sinds mijn prille jeugd duikt het ieder jaar weer op. Tijdens de ta ta ta rarara ta ta ta hymne van Eurovisie moest het kanaal op de TV verzet worden, en iedereen zat er klaar voor: het Eurovisie-songfestival.
Je kan niet geloven hoe ik deze vertoning verafschuw. Ik zag het beginnen met bordkartonnen achtergronden en plastieken performers. Ik zie het nu, de nieuwe versie, komt op hetzelfde neer: als het maar waait en wappert, ontploffingen en Rammstein-vlammen, knullige presentatoren, cliché-gezegdes van puntenuitdelers “What a wonderful show”. Het lied is bijkomstig, backings draaien rond op schaatsen, worden kitscherige vlinders, f-cup borsten zijn belangrijk, tientallen verlichte drums worden beknuppeld, schetteren en toeteren om het gebrek aan kwaliteit weg te moffelen is legio.
En DAMN, ik blijf er naar kijken. Ik vind het zalig me te liggen (want in bed) ergeren aan de protserige wanvertoningen. Me af te vragen: oké met je showke, maar op de radio, dan gaat jouw onbenullige song toch volledig de mist in?
Maar het meest verslavende is natuurlijk het meedelen van de scores. Hoe komt dat toch, dat ik kreten als “Amai”, “Djiezes”, “Hoppa!”, “Wauw” lag uit te stoten toen Tom Dice dikke punten kreeg? Zeer genant voor mij. Hopelijk begrijpen mijn intellectuele vrienden dat dit alles een gevolg is van het virus Songfestivalitis W.
De W van Walgraeve.

woensdag 26 mei 2010

Een historische avond

“Jaja, ’t Is weer van dat” dacht ik toen de eerste geselecteerden voor de finale van Eurovision werden bekendgemaakt. Je weet wel, genre Bosnië-Herzegovina, Moldavië, Belarus, Servië.

Aldus nam ik, mij reeds bevindend in de echtelijke sponde, een goed boek ter hand. Tot plots, bij de achtste enveloppe, “Belgium” weerklonk.

Terwijl ik mijn leesbrilletje afzette hoorde ik Bart Peeters joelen: “Een historische avond! België in de finale!! Ongelooflijk!!!” “Inderdaad” zei André Vermeulen zuinigjes, “nog 2 enveloppes te gaan. Hopelijk is IJsland erbij.” Je kon zo horen dat hij een zurig tutmondje opzette.

IJsland, dacht ik, vreemd. Een land dat tot dusver voor Europa alleen failliete banken en aswolken afvaardigde. Het land dat Björk en sigur ros voortbracht delegeerde een ietwat overjaarse sopraan, een soort Bianca Castafiore, die vooral leek op een gigantische rode pion voor “Mens erger je niet”. Muzikaal een fake “Milc Ink”. Het IJslands voor “waar blijven die handjes” ontgaat mij even.

En toen viel mijn frank, mijn door IJsland verzwakte euro. André was pissig. Ieder ander land had twee commentatoren in Oslo, André zat ergens in een hokje aan de Reyerslaan. Met Bart Peeters dan nog. Besparingen, zelfs een Ibis-hotel kon er niet af. Ik begrijp hem. Hij, de man gegroefd en gepolijst als expert van het Songfestival mocht deze triomf van de VRT-inzending niet beleven. Nu, niet dat ik er slecht van geslapen heb.
Overigens, IJsland werd geselecteerd als tiende en laatste land.

zondag 23 mei 2010

Subliem...

Muziek… ik kan ze niet missen. Voor iedere gemoedsgesteldheid, voor iedere weersomstandigheid heb ik wel ergens de juiste song die mij raakt en vertolkt wat ik voel. Maar het ultieme genot beleef ik als ik het voorrecht heb échte muzikanten aan het werk te zien. Nog beter als ik dit mag meemaken in goed gezelschap.
Gisteren was het zo’n uitzonderlijke avond. In het onooglijke Dikkelvenne, in een cafeetje dat normaal gezien in deze techno- en designtijden niet meer bestaat, De Betoverde Maan (niet Maagd, Ray)
Nils De Caster, Bruno Deneckere en Derek brachten er een Tribute aan Bob Dylan. Zeer gedurfd. Ingewijden weten dat de muziek van Dylan complex is, gelaagd, en toch zo simpel klinkt.
We kregen een subliem concert. Drie briljante muzikanten waar je aan ziet dat het leven hen geen lessen meer kan leren. Stuk voor stuk beschikken ze over een aparte stem. Bruno: de jonge Dylan, scherp en nijdig. Derek: de oudere Dylan, roestige gelooide stembanden. Nils: er tussenin, soms bijtend soms zalvend. Ze maakten het zichzelf niet gemakkelijk, geen hitjesmachine, vaak obscure parels uit het gigantische oeuvre van Dylan. Een aaneenschakeling van meesterlijke hoogtepunten, geen enkel moment van zwakte. En helemaal iedere vezel in mijn lijf beroerend, de dartelende viool van Nils De Caster.
Als je echte kippenvelmomenten wil: The Wedding Song (Planet Waves), Hurricane, Romance in Durango. En mijn dierbare lijflied: Forever Young.
Maar eigenlijk is dit lijstje onfair en onvolledig. Dit te mogen meemaken met een schare goede vrienden, dit maakt het leven zo mooi.
En moet je nog wat weten, het was verdorie gratis. In 2010…

donderdag 20 mei 2010

SOS Tiet

FC De Kampioenen begot. Eerlijk? Ik voel het als een noodzaak voor mijn intellectuele status om er wat meewarig over te doen. Mijn lieve bejaarde ouders zijn al 20 jaar trouwe fans. Waarom? De actie loopt heel traag, bijna Limburgs. De humor is voorspelbaar, braaf, hoogstens wat aangebrand op het niveau van die zatte nonkel pater op een trouwfeest. "SOS Tiet", iemand? Ook geen seks of bloederige nerveuze scènes. De acteurs kennen ze niet bij naam, mensen zijn personages geworden. Zelfs dat mormel van een hond is "Nerooke".
Onlangs had ik het geluk op de opnameset aanwezig te zijn. Mijn jongste kleindochtertje, zo’n 18 maand, wordt namelijk een BV. Voor Vlaanderen wordt ze voor altijd “Paulien”, het dochtertje van “Marcske” en van dinges, zijn vrouw. Nu reeds heb ik compassie want ik moet dan denken aan Chris Lomme die voor mijn en vorige generaties steeds “Marieke” uit “Schipper naast Mathilde” bleef. Hoewel, misschien word ik wel haar manager nu ik stilaan de pensioengerechtigde leeftijd bereik.
Desalniettemin, samen met de andere opa en oma mocht ik mijn intrek nemen in een acteursloge. Kleine Rika, voor jullie "Paulien" dus, werd op de deur met een mooi bord aangeduid als: “Gastacteur”. Spiegels, kleerkasten, grote inloopdouche, het ware BV-schap, quoi.
En toen begon mijn meewarigheid over die Kampioenen te wankelen. Al snel kwam daar een ongelooflijk lieve mevrouw binnenwandelen die ik, gelukkig, onmiddellijk als “Pascalleke” terugvond in mijn Vlaams collectief geheugen. Die begon meteen ons Rika oprecht te knuffelen en nam ze (met enige krachtinspanning) op de arm. Geen spoor van dat fakerig BV-gedoe dat we tegenwoordig bij die jonge snollen zien.
Om een lang verhaal kort te maken, die Kampioenen zijn geroutineerde door de wol geverfde acteurs, maar héél warme mensen. En “Paulien”, ja die zat daar belangstellend in die “Kantine”, perfect zichzelf te acteren. Hoewel, het zich goed voelen op café heeft ze allicht van déze opa meegekregen…

woensdag 19 mei 2010

FB & der Amerikanische Freund

Facebook is netwerken, zegt men.
Een paar weken geleden kwam via FB een dierbare oud-leerling op bezoek, Bernard. Aanpassen, rolletje spelen, dat heet volwassen worden. Bernard is nog steeds geheel zichzelven, quality time gehad.
Vandaag in de Saga, via FB, een afspraak met Bart, der Amerikanische Freund. Recht uit Chicago eens een klapke doen. Jaren geleden. Heerlijk bijpraten, Duvels drinken, verhalen uitwisselen, ver- en bewondering delen, verontwaardiging over de politiek ook eventjes. Onvergetelijk.
Zaterdag naar een concert met een uit het oog verloren kameraad, ook een Geert. Vooral voor het kaartspelen werden we gevreesd. ZONDER! was onze specialiteit. En binnenkort gaan we dus samen genieten van de weergaloze Bruno Deneckere (=Roland Van Campenhout in het jong) en de formidabele Nils De Caster. Deze laatste een oudleerling, je raadt het, FB.
I love Facebook, né.

maandag 17 mei 2010

... van Honger en Dorst

Ik noem ze steeds de Fanfare van Honger en Dorst, je weet wel, dat lied van Jan De Wilde.
Mijn maten, kameraden door dik en dun. Als we samen zijn kunnen we ongebreideld zeveren. Spitse zinsneden of inventief sarcasme zijn ons niet vreemd. Soms zitten we ongenadig op elkaars kap, luidruchtig, elkaar overstemmend. Wij kunnen daar tegen.
Soms kunnen we ook stil zijn, ernstig, medelevend, als één van ons door het noodlot getroffen wordt. Dan is die lawaaierige troep plots een warm zorgend nest. Waar je je kan geborgen, begrepen en beluisterd voelen.

Wekelijks komen we samen, met onze vreugdes, onze scherts, ons wedervaren, onze fierheid, ons verdriet. En we zijn met velen.

Wonderlijk hoe het leven ons samen bracht. En onze levens definitief met elkaar verbond. En toch zijn we gewoon leraars, drie generaties die elkaar blijven zien. En leute maken.

De oud-collégiens, dus. Die van het voormalige Saint-Henri.

zaterdag 15 mei 2010

Verdomme toch...

Eigenlijk zat ik klaar om een grappig stukje te schrijven. Over ons wedervaren in de muziekquiz in Bellem. En dan dat telefoontje: Tony is overleden.
Rechtvaardigheid zoeken in het leven doe ik al een tijd niet meer. Begrijpen is er ook niet bij.
Niet te geloven dat hij er nooit meer zal zijn, de peperkoeken macho, de koning van de oneliners, de man die altijd klaar stond om om het even wie te helpen. Hij was mij al aan het bewerken om vanaf mijn pensioen met oude menskes rond te rijden. Vanuit Waregem, ja, als het zo nauw steekt...
Vele mannen met baarden zullen wenen. En zoveel pronte dames.
Verdomme toch...

donderdag 13 mei 2010

Aan mijn Favoriete Fotograaf

And he saith unto them, Follow me, and I will make you fishers of men. Matthew (ch. IV, v. 19)
http://www.steenschuit.be/zweet-van-de-zee-fotoboek.html

Dag Jo
Sinds ik een kind was: De zee...
Het rusteloze komen en gaan, ongrijpbaar, soms grauw soms blauw, rustgevend en opwindend, eindeloos en toch stervend op een strand.
De zee is voor mij ook het Grote Vrouwelijke. Vol geheimen en schatten, slechts moeizaam prijsgegeven. Soms zacht en mild, soms ongenadig, uitdagend ontembaar, soms verraderlijk koesterend en geheime kolken verbergend.
Ik koester jouw boek. Niet zomaar bladeren en mja niet mis.
Jij hebt mensen gevist. Die verweerde hard geworden mensen, hun gevecht met de zee, die ze toch niet kunnen missen. Passionele vervloeking en diepe liefde. Afscheid nemen van thuis en ... thuiskomen op zee.
Jouw oog ziet waar wij achteloos voorbij kijken. Of zelfs niet eens kunnen zien. Maar jouw boek opent weer mijn ogen. De schoonheid van wervelend schuimend water, de uiteindelijk gestileerde pracht van een vlucht meeuwen, knoestige koppen met een verhaal, en ook het mooie van het alledaagse.
Jo, bedankt. Bedankt, voor het voorrecht om een stukje van je leven mee te mogen beleven.

dinsdag 11 mei 2010

Tijd voor goede slogans

Baselines, heet dat tegenwoordig. Ik wil een aantal verkiezingsslogans aanbevelen aan onze politici. Die mensen zitten op hun tandvlees. Terwijl ze gewoon de gazet moeten lezen.
“Beter op weg” Michelin-banden.
“Leef vol vertrouwen”, tja, AXA.
“Mannen weten waarom”, ah ja, De Wever zeker?
“Let's make things better”, Philips
“Creating a World of Difference” zou wel kunnen. Pampers dus.
“Praten is de eerste stap”, Tele-Onthaal
“Onverantwoord interessant”, De Standaard
“Kleurt je dag”, de VTMsche
“Sociaal progressief alternatief”, de SP-A, naar ’t schijnt
“Haal meer uit je dag”, den Delhaize
“Altijd samen, nooit alleen”, Mobistar
“Want ik ben het waard”, L’Oréal
“Mooi zijn volstaat niet”. Alfa Romeo.

Toch vreemd dat die reclame-kerels ons blijkbaar beter begrijpen dan onze politici?

dinsdag 4 mei 2010

Ik word daar zo moe van

“Brainless Boekskes Babe noemt Gemeenschapsonderwijs crapuulscholen”: dit is een slagzin die een Sterk Stafrijm bevat. Ik weet dat want ik heb lang geleden in het toenmalig Katholiek Onderwijs een stevige klassieke opleiding gekregen. Latijn en Grieks waren heel handig om zelf mijn seksuele kennis op te bouwen. In de lessen biologie ging het voornamelijk over darmkanalen van slakken en hersenen van kikkers. In de godsdienstlessen leerden we hoe verdorven andere religies waren, om van de vrijzinnigen maar te zwijgen. Enfin zo kon ik door deductie besluiten dat een pedofiel iemand is die van voeten houdt. En een homofiel houdt van mensen. Intussen weet ik dat deze laatste stelling heel vaak ook juist is.
Sinds ik een tijdje thuis zit verwezenlijk ik de droom van vele Vlamingen: ik doe iets met de media. Gazet lezen, nieuwssites, TV kijken – gaan ze veel krabben vangen in de Beringzee – en… op Facebook gaan. Door Koen Fillet vandaag in Humo de vtm van het internet genoemd. Lap!
Alle coureurs zijn gedrogeerd. Alle voetballers zijn overbetaalde jeanetten.
En dan denk ik, wat is dat toch tegenwoordig, dat mensen perse kwetsende dingen willen zeggen om op te vallen.
Ik word daar zo moe van…

zaterdag 1 mei 2010

Het leven van de volgspotman

Waren het de pijnstillers? Was het een tijdelijke vlaag van zinsverbijstering? Of was het gewoon erbij willen zijn? In elk geval, ik engageerde mij om bij Driestuiversopera een volgspot te bedienen.
Simpel toch, dacht ik. Lampje aan, beetje meevolgen, delen in het succes, alles in de saccoche?
Ja vergeet het. Een acteur die uit zijn rol valt, geen probleem. In de zaal merken ze het niet. Een pet die aan een taart hangt, grappig. Stoel verliest poot: goed zo, dit proberen we iedere keer weer te doen.
Acteurs? Ja, ze moeten er nu eenmaal zijn. Vals zingen? Weill bedoelde het zo, expressionisme heet dat. Tekst? Rekbaar. Orkest? Te luid, te stil, te rap, te traag, allemaal niet erg.
Maar die volgspot… De acteurs zingen fantastisch, de actie is wervelend, het orkest subliem, het publiek gefascineerd, allemaal goed en wel. Maar als de volgspot niet ter plekke is… zie je geen snars.
Plots overvalt je die verpletterende verantwoordelijkheid. Zonder jou geen voorstelling. Koud zweet, visioenen van honderden toeschouwers die je komen molesteren en hun entreegeld terug eisen, overwegen je te gaan verstoppen in de abdij van Westvleteren. Je staat daar op een kubusje van 30 x 30. Je vraagt je radeloos af waar die acteur/-trice nu weer zal opduiken. Oef, je hebt gelukkig alles mooi genoteerd in je brochure. Jammer dat het zo donker is, je kan je brochure niet lezen want de volgspot brandt niet. Je grabbelt naar een lampje, liefdevol ter beschikking gesteld door Vooruit. Batterijen plat uiteraard. Je dondert van alteratie van je kubus, je grijpt je vast aan je volgspot, geroosterd vel verspreidt BBQ-geuren, de spot gaat aan, het oude plafond van Vooruit in een prachtige gloed… de acteurs in het donker.
Maar vanavond hé, vanavond zal het perfect zijn. Want voor die voorstelling, voor wat die schitterende mensen brengen, daar moet gewoon een super-volgspotman staan!

donderdag 29 april 2010

Driestuivers-opera Brecht & Weill

"Er zijn zo van die dagen" zingt Clouseau in "Bergen en Ravijnen". En van die dagen hebben we er hier in Waregem wel onze portie gehad. Een Bol hier, een tumor daar. Kwaadaardig, een woord dat mensen zich ongemakkelijk laat voelen. Sneden in je verwende pens waar je zoveel geld in investeerde. Dan bevrijd uit de kliniek, pogen om alle liefhebbende bezoekers ver weg te houden.
Met veel pijn naar de koers kijken, beresaai. En injecties (hopelijk geen item voor Cancellara), tja, je dierbare vel is her en der geperforeerd. Maar toch: thuis!
Je eet afgewogen hoeveelheden, je pens slankt af, je drinkt yukkie plat water. Kortom, je vindt jezelf nog jong op bijna 59.
Na een paar weken bezigheidstherapie wordt de spoeling dun. De plantjes water geven, echt zinvol. De vaatwas uitlegen, vullen, Nieuwe Man. Om de vuilkar maar niet te vergeten.
En dan, net op de dag dat je pijn heel wat lichter is, een smeekbede. Van Noémie. Wie wil een volgspot bedienen tijdens Driestuiversopera. Ah ja, ik dus.
Wat een voorrecht! Dit te mogen meemaken, formidabel.
De Vooruit durft nog de nek uitsteken. Een zeer gewaagd project. Maar o zo geslaagd.
Schrijnend, sarcastisch, onweerstaanbaar grappig, kritisch, absurd. En de onlogische muziek, prachtig orkest, in dialoog met onverwachte zang. John de mac(x)! Noémie: machtig. Joke: perfect. Eline: verbijsterend. De rest: allemaal super de super!
En die regisseur, Dirk denk ik, wauw. Zijn opmerkingskes waren gewoon rijp voor Deinze Lacht, een show op zichzelf. Tranen gelachen, maar hij had wel altijd gelijk.
Dat iedere dag een geschenk is wisten we hier al een tijdje. Maar een avond met de bende van de Vooruit, da's een geschenk met een hele grote strik rond.