zondag 20 maart 2011

Polonaise!

Volledig voorbereid trokken we ten strijde. Naar de Molecule Vedettenparade in Waregem. Totaal openstaand voor de Vlaamsche Volksaard. We simuleerden alvast op voorhand een paar polonaises in ons keukentje en livingske, kwestie van in the mood te zijn.
Bij aankomst, VIP zijnde, werden we overvloedig voorzien van Champagne, zo een glas of 8 minstens. Broodnodige preventieve verdoving, bleek alras.

Ook zal ik respect betonen voor de vreemde schare die zich daar verzamelde. Laat mij toe te zeggen dat ik eerbied heb voor iedere levensvorm des mensen. Nogal pervers observeerde ik mijn mede-zoogdieren. In alle formaten waren ze daar. Kubusvormige vrouwen, hier-en-daar-tand-mankerende venten, goedkope tattoos showende koppels, naast de VIPS. De Onderstroom. Dat vond ik overweldigend, mooi, droevig.

Voor de gelegenheid had men de geheel uit PVC opgetrokken professioneel sympathieke Jo Met De Banjo nog eens in mekaar gevezen. In de betonnen bunker, Waregem Expo genaamd, vond zowat iedereen die een micro voor zijn muil kreeg het nodig te zeggen: “Hallo Waregem!!”
Zo klonk het: HwellowwweaahWaaawegemmow Gem.

Een blijkbaar wereldberoemde Christoff opende het festijn. Wij, wachtend op het Vlaamse lied, werden meteen geconfronteerd met een overdonderende beat, een eenheidspap, boenke boenke echo. Volgde Jo Vally. Ook deze charmante bospoeper ging ten onder in een klankloze brij, gegalm en gebral. Ah? Dennie Christian? Hoeba hop hop hop, zelfde miserie.
Nooit verwacht dat de mensen op een schlagerfestijn op hun gat blijven zitten. En toch.

Maar goed, beterschap in zicht.
Na menige pint en geforceerde ambiance: een held uit mijn jeugd. Peter Koelewijn!!! Hopla, met enige moeite hossebosse tot recht voor het podium. Wat een afknapper. Weer dezelfde beats-moespap, bèreslecht.
Dan kwam dat foorwijf. Kort gerokt, totaal verlept en lelijke knieën. Laura Lynn. “Je hebt me duizendmaal belogen”. Moet een stomme vent geweest zijn. Tegen die vrouw wilt ge gewoon niet liegen.

Maar lieve lezer, tot nu toe was ik niet ontgoocheld. Verwachtingen waren nog steeds mijn deel. Want de grote Paul Severs was op komst.
Geef toe, “Zeg eens meisje”, zit in ons DNA.
Bummer!!! Er moest daar weeral zo’n drammerige beat geproduceerd worden om de pathetische performance van deze zichzelf in de kast houdende relnicht ietwat kracht te geven. De brave mens had twee wonderbaarlijke danseressen meegebracht. Zijn moeder en zijn tante, denk ik.

BZN was professioneel, enfin, wat je verwacht op een schlager–ding.
En meneer Willy De Gieter, na al de crap die hem vooraf ging, ja, de wijsgeer en levensdeskundige Willy Sommers, was de enige die mij kon begeesteren. En die ons eindelijk gaf wat we zo intens gerepeteerd hadden: polonaise.

dinsdag 15 maart 2011

Theater en liefde

Hebben jullie dat ook soms? Dat de gepaste woorden spontaan komen om iets af te kraken? Iets slecht vinden, ah dat kan ik goed. Vitriool en sarcasme, helemaal mijn ding. Maar tot in je ziel proberen te beschrijven hoe mooi iets is, niet simpel.

Door toeval en sympathie kregen we de kans om de ultieme voorstelling van “The Broken Circle Breakdown featuring the Cover-ups of Alabama” bij te wonen. Schone naam voor een theaterstuk, fier dat ik ‘m eindelijk in één adem kan opzeggen.

Het was in Melle. Gevoelig voor symboliek moest ik bij het binnenrijden van deze metropolische suburb meteen denken aan De Man Van Melle: “Inderdaad. ‘t Is werkelijk. ’t Is niet voor mij, ’t is voor mijn eenzaamheid”

Nog meer symboliek: Dit stuk werd ten tonele gebracht door de Compagnie Cecilia. Sinte Cecilia was de patrones van de muziek. En blind. Ook voor de liefde.

Oh ja, ik heb de recensies gelezen hoor. Mooi. Ze snappen er in feite meestal niks van. Dit stuk gaat op een pakkende, in-your-face!, ongenadig observerende wijze over de liefde.

Zelden, ik herneem: nooit heb ik de eenzaamheid van het beminnen zo moeten ervaren in een theaterzaal.
Zo vreselijk confronterend juist, de machteloosheid om samen een drama te verwerken. Zo pijnlijk herkenbaar: de onmacht van twee mensen, de woorden die ongewild keihard aankomen, totaal anders dan we bedoelen. Ik zal geen tekstflarden debiteren. Véél te mooi waren die teksten, niet te kaderen.
Maar ken je zo een situatie waar het vrouwke zegt “Moet ge nu weeral weg vanavond?” En ventje: “Zeg alstublieft hé, dat wist ge toch al een week zeker!!” Waarop met een luide knal de voordeur dichtvalt. En feitelijk wilde vrouwke zeggen: “Ik had wel graag ne keer nen avond met u gezellig in de zetel gelegen.” Zoiets op die goesting...
Onmacht. Ego’s die met zichzelf overhoop liggen.

Verdriet is altijd iemand anders zijn schuld...

Ik denk dat voor Johan Heldenbergh en Mieke Dobbels het schrijven van dit stuk een soms pijnlijk louterende maar ook soms geestige beleving was. Want miserie is ook soms lachen.

En dan die geniale vondst om alles te kaderen in country en bluegrass muziek. Ja, die uitgelezen schare muzikanten kennen jullie, mijn lezers, wel intussen. Nils De Caster, Patrick Riguelle, Mario Vermandel, Pol Depoorter. En anders is er nog Wikipedia…
Maar die muziek maakt het dus extra… bijtend. In perfecte harmonie worden nummers gebracht die je naar de keel grijpen. Eéntje van de zowat 16:
http://www.youtube.com/watch?v=N_a4BU09GrU

Het was... époustouflant in 't Frans, mind-blowing in 't Engels, wreed wreed schoon in 't Vlaams.

zondag 13 maart 2011

Burnout & rimpels

Ietwat zonder nadenken, los uit het hart, schreef ik om iemand te troosten:

“Iedere rimpel stempelt zijn eigen verhaal. Van lachen of van zorgen. Een gelaat is een boek, voor wie het lezen wil.”

Uiteraard vond ik mijn eigen bericht knap, literair, “mooi verwoord, Walgraeve”.

Een evident gevolg was dat ikzelf voor de spiegel plaats nam, aangepaste verlichting. Als ik de rimpels tel, dan heb ik zowat 178 verhalen voor jullie. Een gezicht als een oude afgetrapte schoen, die toch perfect aan de voet zit omdat hij al zoveel meemaakte.

Er zitten diepe kloven in dat muilke van mij. Ten dele geërfd van mijn lieve Pa, meester Walgraeve. Zelf ook leraar zijnde fronst ge vantijds uw wenkbrauwen, vol zorg, onbegrijpend soms, luisterend naar ouders, liefdevol doch onmachtig luisterend naar leerlingen. Meester Walgraeve heeft dat allemaal meegemaakt. Ik ook.

Andere groeven hebben met mijn kinderen te maken. Zijn het zorg- of leute-rimpels? In elk geval, ze zijn een grillig pad over mijn gelaat. Geen GPS die daar de baan vindt tussen geluk en droefenis. Vandaag ben je ontgoocheld, droevig, je mist ze. Rimpel. Morgen ben je fier en pak je uit met hun eigen keuzes.

Tot spijt van wie het benijdt, lachrimpels en geluksrimpels heb ik menigvoud. Merci, vrouwke!

Tja, die burnout. Uitgebrand? In een vorig leven had ik een houtstoof. Bijna uitgebrand? Geen probleem. Wat eik of es erin, efkes blazen, weer brandde het vuur.
Wat mijn job betreft vind ik even die houtstoof niet meer. Rimpels.

Welke houtblokken brengen mijn stoofke weer tot leven? De school als instituut? Ik zou nu willen in heel kleine letterkes schrijven en zeggen: Neen. Dat is voorbij. Nog kleiner: spuugzat. Lieve lezer, houdt u klaar voor petities als ze mij buitensmijten. Maar ik herhaal: SPUUGZAT! De school althans. Maar!!! Geef mij leerlingen. Geef mij de kans om mijn rimpels aan die jonge mensen alle 178 stuk voor stuk uit te leggen, vakkennis bij te brengen maar ook het leven.

Die jongskes zullen de houtblokjes zijn die dat stoofke hopelijk brandende houden.
En mijn muilke, ze weten welke verhalen er achter zitten.

Burnout-mens smeekt om houtblokken.

zondag 6 maart 2011

Bruno, Nils & co

Dank zij Kris Verleyen konden we vroeger in de Brielpoort in Deinze onvergetelijke optredens beleven. Later werd het, tot vreugde van de omwonenden, stil aan de Leie. Dodelijk stil. The Music died.
En toen verschoof het epicentrum naar de Rekkelinge, van een rivier naar een beek, de decibels in verhouding. Filip Van den Poel leerde ons de zaal kennen met Little Victor, wreed mooi bluesconcert. Ook wereldnamen als Philippe Catherine en daarna Jef Neve bezorgden de stemmige zaal de status die ze verdient. Kultuurschok, de jongskes, nemen met terechte fierheid de fakkel over. Ze brengen de muziek weer naar Deinze, hanteren ook hoge kwaliteitsnormen. Koesteren, die mensen.
Opgetogen parkeerden we de limo, reeds zeker van een geweldig concert. We kennen ze immers intussen: Bruno Deneckere, Nils De Caster & co.
En zie, we kregen een smakelijk aperitief voorgeschoteld. Theo Dewitte, ook soms “Attic”. Zeer aangename stem, mooie eigen songs, prachtige covers. Daar zit wat in, in die jongen. Voor insiders: Arsène Weba zou zeggen: in Gent én in Deinze…
Maar dan kwam de hoofdschotel. Bruno & vrienden. Bruno, liefdevol over zijn gitaar gekromd, vantijds een schaarse lach vol binnenpretjes, een stem die snijdt en zalft, heerlijke songs. Ik vermoed bij Bruno ook een door schuchterheid gevoed sarcasme, een hunker naar erkenning en er anderzijds bang voor zijn. Maar op dat podium, met die gitaar die deel uitmaakt van zijn lichaam, zie je hem leven. Voelt hij zich zeker. Hij weet hoe goed hij is.
Praten doet hij zelden met zijn mond. Maar constant is hij via zijn muziek in dialoog met de weergaloze Nils De Caster. Soms weemoedig, soms opgewonden en hitsig, soms grappig, communiceren hun zonder meer briljant gehanteerde instrumenten.
Nils beschikt over een charismatische grijns waarmee hij binnen een paar seconden de zaal inpakt. Tussen de nummers door nonchalant, lacherig, ’t is hier een fluitje van een cent. Maar als de song heel stilletjes aanzet, komt hij erin geslopen, eerst discreet, dan wat nadrukkelijker. Viool, mandoline, pedal steel guitar, backing vocals.
Ieder nummer groeit, zwelt aan, kruipt weer in een schelp. Vier geweldige muzikanten vinden elkaar, vullen elkaar aan, elk vindt een plekje om in te springen.
Weer vroeg ik mij af: bestaan er mooiere dingen in het leven dan te mogen genieten van bescheiden, virtuoze, door het leven gerijpte muzikanten, waar je ziet dat het speelplezier het belangrijkste is.
Iedere dag is voor ons hier een cadeau, maar gisteren was het wel een heel mooie.

vrijdag 4 maart 2011

Pluisje

Toen ik op Facebook een song van Gainsbourg postte, “Vieille Canaille”, vroeg een Amerikaanse FB“vriend” zich af: ‘Gaat het er tegenwoordig zo aan toe in België?’.

Dat was even schrikken. Lucien Ginsburg is immers al 20 jaar overleden, zoon van Joods-Russische ouders, en was Fransman. In de clip is hij geheel zichzelf, lijkt onder de invloed van… vanalles dus, absurde beelden met een nep-soldaat op de achtergrond. Een Fransman zeg! Geen Belg hoor! (spijtig...)

In een pissijn ergens in Arizona vroeg een lieve autochtoon mij waar ik vandaan kwam. Bijbedoelingen had hij niet. Toen ik “België” antwoordde vond hij dat echt geweldig en om mij te plezieren zei hij “Da’s toch een deel van Parijs, hé”. De gezonde straal sputterde even.

Je zou kunnen zeggen dat vele Amerikanen naïeve imbecielen zijn. Hun navel is het centrum van de wereld. Niet-Amerikaanse landen zijn “foreign”, wie van daaruit probeert de States binnen te komen is een “alien”. Een ET.
Hebben ze gelijk, of niet?

Amerikanen hebben doorgaans een bijzonder vriendelijke ingesteldheid. Wellicht niet altijd oprecht, maar het is toch plezanter dan de stugge wantrouwende houding die wij Vlamingen tegenover elkaar genetisch bepaald handhaven. Al eens in een lift gestaan met 5 mensen die je niet kent? De stilte is oorverdovend, blikken gaan alle kanten uit, geen contact, oef ik mag uitstappen. Een Amerikaan zoekt contact. Nog erger dan een Hollander.

Amerikanen hebben andere taboes dan wij. Op onze metro klappen venten over hun seksleven, daarginds praten ze over hoeveel ze verdiend hebben vorig jaar. Je inkomen: het laatste taboe in Vlaanderen.

Een doodgewone eetgelegenheid ergens in de States (geen Mc Donalds etc.): je komt binnen: “please wait to be seated”. Er wordt keurig gewacht, met enig geluk kan je zelfs een plaats kiezen, je hebt je eigen stralende ober: “Hi I’m Selma, I’ll be your waitress tonight”. Nogmaals, oppervlakkig misschien maar liever dat dan een gestresseerde knorpot wiens privéleven mijn avond ten dele verbrodt.

Pas op, dit is geen lofzang op de US of A. Eerder een vorm van bezinning. Hoe komt het dat men ginds geen of een vreemd beeld heeft van ons landeke?

Allereerst zijn we dus maar een voorschoot groot. Een pluisje als je het op de States plakt. Wat weet de buitenwereld over ons? Wat weten wij over bijv. Mongolië (1564116 km², hoofdstad Ulaanbaatar), Columbia, … the USA? Als we er zelf niet waren, en dan nog, dan vormen we ons beeld over landen en culturen via de media. Zij dus ook...
En als jij “iets deed in de media”, hoe zou jij berichten over ons “pluisje”?