zondag 27 november 2011

Queen!

Deze middag genoot ik van een concert van Queen op de zender van onze gelukkiglijk weer mede-Belgen: “La Deux”.
In de jaren ’70 was het bon ton om lacherig te doen over Queen, om meewarig het hoofd te schudden als er een kameraad het waagde een nummer van Queen als “goed” te bestempelen. Schuldig: ikzelf en Den Humo. Humo was de Bijbel. Nu zitten ze Queen omhoog te schrijven, en terecht, maar had “Het Gat van de Wereld” toen bestaan, Freddy Mercury kwam er elke week in voor. En ik, dom kalf, liep mee met de smaken van dit boekske. Pas op, ze hadden het ook heel vaak bij het rechte eind. Ze ontdekten artiesten, zoals Springsteen, die de eeuwigheid ingaan. Maar Queen… oeps, Humo
Ik blijf het mijzelf eeuwig kwalijk nemen dat ik hen nooit live zag.

Toegegeven, ze zagen er niet uit. Eerst met al dat geföhnde haar en die talonskes en wapperende broeken.
http://www.youtube.com/watch?v=BAf2S6ij2gk&feature=artistob&playnext=1&list=TLCvZ4N7TMbCc
Later kweekte onze Freddy die porno-snor, gecombineerd met zijn vooruitstekend gebit: miserie. En tijdens dat concert op TV droeg de bassist John Deacon een geel (geel!!) shortje.

Als ik de beelden nu bekijk is er echter alleen verbijstering en ontroering. Verbijstering over Brian May, de gitarist die wellicht de heavy metal als geen ander bepaalde. Geef toe, die solo van "We will rock you", geniaal in al zijn eenvoud. Het showbeest Freddy Mercury, hij smijt zich totaal, domineert een stadion met 60 000 man, de zang is perfect, de overgave aan zijn publiek onvergetelijk, de composities onovertroffen. Hoe heb ik dat nooit gemerkt?? Herhaling: dit had ik willen meemaken.

Ontroering anderzijds. Zo tragisch dat Freddy niet durfde outen dat hij minstens homo was, dat hij AIDS had. Hij stierf trouwens omdat hij de infuus-dinges veertien dagen voor zijn dood stop zette. Zijn outing kwam één dag voor zijn dood. Toch héél droevig. “Too much love can kill you”, jawel.
Zonder schaamte durf ik nu claimen: Queen is een weergaloze groep, een band die onsterfelijke nummers heeft nagelaten die miljoenen mensen nog steeds heerlijke momenten doen beleven.
En hoewel ik nogal straf hetero ben, Freddy Mercury kan mij tot tranen toe bewegen. Né.

zondag 20 november 2011

Weg met die gitaren. Joekelille!!

Om het zacht uit te drukken, mijn verwachtingen waren heel groot. Als een kind naar Sinterklaas keek ik uit naar het Deinse concert van de Ukuleles. Mijn schoentje had ik echter niet gezet, en ik vermoed dat die mensen trouwens geen vrede zouden nemen met een schamele wortel of een raap.
Steeds weer bekoort mij het nerveuze geroezemoes, het her en der begroeten en naar de vaste gezichten wuiven in die toch aparte stemmige zaal van de Palace. Deze keer kon je aanvoelen dat er iets bijzonders te gebeuren stond. Reeds in de gang hoorde je flarden van gesprekken: “… op Youtube, machtig”, “… in de gazet. Speciaal naar ’t schijnt…”
En dan dimde het zaallicht en deden ze hun intrede. Zeven mensen, mooi in het pak, elk voorzien van dat bijzondere en niet echt gerespecteerde instrument, de ukelele. Omdat we tegenwoordig in het onderwijs geen vijf woorden mogen produceren zonder dat er een opvoedkundige bedoeling achter zit volgen nu enige didactisch verantwoorde begrippen. In het Nederlands schrijven we “ukelele”, in het Engels “ukulele”, in beide gevallen is de uitspraak “joekelille”. Trouwens het Hawaïaanse woord voor “springende vlo”. Tia Hellebaut is dus géén joekelille.
Dit dus even terzijde. Een concert van The Ukulele Orchestra of Great Britain beschrijven aan iemand die het niet meebeleefde is een quasi onmogelijke opdracht. Reeds bij de eerste noten is er spektakel. Zeven wonderbaarlijke artiesten wier handen in een hels ritme op en neer bewegen, zeven geconcentreerde gezichten, na de wereld te hebben rondgereisd nog steeds nerveus kijkend: gaan we hier het publiek kunnen bereiken?
Nu, in dit geval brak de accommodatie van onze Palace het ijs. Na het energieke eerste nummer maakte een vette stofklodder zich los van ergens boven het podium en dwarrelde tergend traag doorheen de mooie belichting naar beneden. Waarop langharige Dave aan de zaal vroeg of er iemand een paraplu bij had.
En dan, lieve lezer, volgde een recital dat ik nog nooit heb meegemaakt. Dat ze hun instrument op een virtuoze manier bespelen, OK, zo kennen we er nog. Dat ze functioneren als een meeslepende geoliede machine, zo zijn er al minder. Maar dat ze bovendien samen in perfecte harmonie zingen, dat ze individueel stuk voor stuk hun solo’s zingen zodat je er kippenvel van krijgt, dat is onovertroffen. En dit alles doorspekt met echt fijne humor. Zet dat eens op een rijtje…
Je wordt meegesleurd in een lawine van prachtige muziek. Van The Good, the Bad and the Ugly naar David Bowie, Talking Heads, The Stones, te verscheiden om op te noemen. En dan nog de huzarenstukjes om diverse songs in één nummer dooreen te weven.
Voor mij, als ik er dan toch iets moet uitplukken, was het hilarisch dat George (ziet eruit als een verstrooide Oxford-professor) in een geweldige a-capella versie “Pinball Wizzard” van The Who ten tonele bracht. Of hoe ze o.a. Sympathy for the devil uiteindelijk als Hey Jude lieten eindigen. Beatles of Stones, nu moeten we niet meer kiezen.
Zelf had ik nog een exclusieve extra. Peter, de organisator (en na zachte voorspraak van een FB-vriendin) kwam mij na de voorstelling halen voor een babbel met die mensen. Zenuwen zeg!!! Ik bedoel, wat zeg je in godsnaam tegen die toch wildvreemde performers? Welnu, mijn bewondering is sindsdien nog gegroeid. Laat ons zeggen dat ik meer dan een paar minuten in hun gezelschap was. Dat komt daar zomaar bij mij kletsen, mij bedanken!!! (wij zijn namelijk een brokske sponsor, maar toch): “Thank you for giving us this opportunity”. Ja zeg. Na Australië, Nieuw Zeeland, de Proms in Albert Hall, and many more, dan zeggen die bedankt.
Geen gebrek aan gespreksonderwerpen. Muziek, natuurlijk, wat dacht je. Maar ook hobby’s. Zo is Dave een fervente tuinier, nu hij van zijn eerste hobby ‘muziek’ een ‘beroep’ heeft gemaakt. Deze mensen treden trouwens per jaar zo’n 130 keer op in alle uithoeken van de wereld. En toch zo doodgewoon, zeer gecharmeerd door de manier waarop ze door de organisatie werden bepamperd, zeer enthousiast over het warme publiek in Deinze. By the way, als ik ze mag geloven (4 van hen beweerden hetzelfde, los van elkaar): in Deinze begrijpen ze veel beter het Engels dan in Aalst (tja) of in “Broedge”.
Ik eindig met een ongezonde eidoch smakelijke noot. Mijnheer organisator toverde allereerst voor ieder van de Ukes een zeer gewaardeerde kruik 38 van Filliers tevoorschijn, en daarna een fles Laphroig voor de backstage.
Hoe kan een onvergetelijke avond nog beter eindigen?
http://www.youtube.com/watch?v=KmBaE7ozWow

vrijdag 11 november 2011

Ja dat is mooi, mooi, mooi, man

Iedere week verzamelen we. De fanfare van honger en dorst, de collega’s die ooit in het voormalige St-Henri lesgaven. Telkens weer een moment waar ik naar uitkijk. Er wordt daar uitgebreid gezeverd. Er zijn ook momenten van droefheid, van bezorgdheid. Het is daar een vriendenkring, een verbondenheid die je zelden nog vindt. De bende van ’t Centerke.
Deze keer was het toch wel heel speciaal. OK, de dag van de Oud-strijders, daar kunnen wij ons mee vereenzelvigen. Daar zitten leraars tezamen die vele veldslagen overleefden. De talloze vernieuwingen in het onderwijs, bijvoorbeeld. Wij denken dat wij vroeger nooit deftig onderwijs gekregen hebben. Noch ooit gegeven. Door al die nieuwigheden is onze jeugd veel beter opgeleid, voorbereid op het hoger onderwijs, op het ware leven later. Sta mij toe: haha, NOT. Maar ik zal mij niet te buiten gaan aan kritieken op het huidige onderwijs. Als je zestig bent doet ge uwen job als tevoren en ge hebt de wijsheid om te zwijgen.
Desalniettemin, want ik dwaalde (bewust) even af, het was speciaal in ’t Centerke. Terwijl ons bendeke daar gezapig verzameld zat, kletsen en roddelen, landde geheel onvoorzien de fanfare van de pompiers van Deinze.
De tamboer-majoor vertelde mij dat er amper nog 12 korpsen in Vlaanderen zijn die een fanfare hebben! Prachtig toch dat dit in Deinze nog bestaat? En in de beste pompiers-traditie: er werd menige pint geledigd, wij collégiens hoorden elkaar niet meer.
En plots was er luide muziek. Ambiance. Ik vrees dat mijn collega’s niet zo enthousiast waren over de liederen. Maar zelf behoor ik tot een bende die jaarlijks in Waregem de Vedettenparade bijwoont. Twee van die blussers zitten trouwens bij ons aan tafel. Wie mij kent zal het nooit geloven, maar ik kan totaal uit de bol gaan bij schlagers.
Wat hoorden we in ’t Centerke en brulde ik tot verbijstering van mijn maten luidkeels mee: Jantje Smit: Als de zon weer schijnt, Willy Sommers: Laat de zon in je hart, Hazes André: Een beetje verliefd etc. Niveau!!
Maar! Als je in een zaal zit met een paar duizend mensen, en iedereen amuseert zich rot, wat is het criterium om muziek “goede muziek” te noemen?
http://www.youtube.com/watch?v=6nm5YiriBHo

dinsdag 8 november 2011

Pompoenen kapot smijten! En terecht!

Ik heb er lang over nagedacht. Zeker 7 minuten, wat voor mij, als impulsief-beruchte persoon bijzonder lang is. Zou ik deze blog wel schrijven?
Het zit namelijk zo. Als verjaardagsgeschenk van een dierbare kameraad kon ik een concert van The Smashing Pumpkins bijwonen. Voorheen zag ik ze reeds tweemaal aan het werk, in lang vervlogen tijden. Magistraal, de Pumpkins. Geniale composities, teksten tussen waanzin en romantiek, meeslepende ritme-veranderingen, imponerend.
Ja, als je daar niet naar uitkijkt…
U voelt het al komen, lieve lezer, maar eerst nog wat positieve dingen. De mensen waarmee ik mocht op stap gaan, daar wilt ge gewoon bij zijn. Allez, ik toch. Tussen grof, subtiel en mekaar graag zien, een venten-ding.
Kortom, aldus begaven we ons geheel in de mood Vorst-waarts. Onze driver vond binnen accepteerbare termijn een aanvaardbare parkeerplaats. Voor mij werd het een klassieke entree. Eerst schoon stoeleke zoeken, dan een lekkere vettige braadworst en frisse pinten. Niet zo duur overigens, vond ik. Ge moest geen rij bonnekes kopen, gewoon 4 euro voor een half literke Jupiler.
Tot dusver een zalige avond.
En the Pumpkins begonnen eraan. Loei-, loei- loeihard. OK, jullie denken, dienen ouden van 60, die takelt af. Lieve mensen, ik heb een aantal keren The Ramones meegemaakt, Tool!!!, Wire!!, en vele anderen. Geen probleem met lawaai. Maar het was meteen een disfunctionele geluidspap. Het eerste nummer klonk als het laatste, bij wijze van spreken. Een evocatie: 4 boeings vliegen samen over terwijl achter uwe rug 4 metrostellen passeren. Mijn oorsmeer kleeft nog steeds, zou dit biologisch kloppen, via Eustachius zijn buis ergens tegen mijn verhemelte.
De lightshow. Alles wat tegenwoordig kan fel licht geven en stroboscopisch kan flikkeren was voorzien. Wel vreemd. Heel dat hi-tich arsenaal was op het publiek gericht. Geen enkele belichting vanuit de zaal naar het podium.
Neen, het was niet goed. Bovendien stoort mij de arrogantie van ego-trippers als Billy Corgan. The Pumpkins waren al altijd zijn eigen show. Nu heeft hij babyfacekes-goede-muzikanten die weer slaafs zijn ding doen. Mijn gevoel: Corgan is bezig met een elitaire mega-decibel trip, geluidsniveau verbergt de kwaliteit, alleen voor obstinate fans.
Als je een World-tour doet is dat niet alleen voor een handvol diehards die doorheen heel Europa altijd aanwezig zijn en zelfs iedere muzikale scheet (want zo zaten er tussen, geen nummer, gewoon lawaai, ze zijn nochtans Sonic Youth niet in their dreams) toejuichen. Neen, als je in Vorst komt, ook al ben je ze schijtebeu, speel eens wat nummers die de mensen kennen. Ze betalen 46 euro voor een toegangsbewijs.
Een ontgoocheling door briljante muzikanten, Corgan op de eerste plaats.

vrijdag 4 november 2011

Quiz en ik

Verslag van onze prestaties in de oldies-quiz van Testedoene. Er waren nog twee ploegen achter ons, ik vermoed samengesteld uit personen met een geestelijke beperking (mongolen is politiek niet correct). Uit frustratie, ik beken, heb ik TWEE prijzenpakketten meegepikt. De oogst: een malette van de KBC (zat uiteraard geen geld in), een boek over Denemarken (van de KBC, dus), een schone klakke van iets kunstmest-achtigs, vier pakskes suppositoirs voor kamer- en terrasplanten, en: een rookmeldingsdingske (zonder pilen). We doen voort, opgevers zijn mietjes!!
Intussen stromen de aanbiedingen weer binnen. Radio Nostalgie Eighties, ohlala mijn ding. Maar wat gaan ze vragen? Wanneer deed de zoon van de kuisvrouw van X-zanger van The Cure zijn plechtige communie. Welke van The Bangles droeg nooit een onderbroek.
Tequila is er ook weer. De leukste kenniskwis waar ik ooit aan deel nam. Maar zou ik nog durven op mijnen ouderdom? OK, ik kan vlekkeloos, dit in tegenstelling tot vele TV-ankers, Eyjafjallajökull uitspreken. Maar wat steekt ge daar mee in uw zakken? Een CD van K’s Choice, ja. Ge krijgt geld toe als ge hem gratis afhaalt. Of zo vier paar witte kousen met rood-wit-blauwe strepen. Met enig geduld kan dit weliswaar weer trendy worden, even mailen naar Jani Kazaltzis.
Waarom doet een niet-quizclubgebonden-brave-mens mee aan die kwizzen. Ge zit daar uw hersens te pijnigen, uzelf te vervloeken omdat ge weet dat ge het binnen vijf minuten gaat weten, maar die andere ploegen… Dat zit daar met de ogen te draaien: “Jezus, zo gemakkelijk zeg” Mag ik vertellen, lieve lezer, dat dit niet echt opbeurend is voor uw ego.
Bon, de grote vraag. Waarom onderwerp ik mij steeds weer aan deze marteling? Welnu, het is simpel.
Die kerels waarmee ik ten quizzen trek, die zijn gewoonweg niet te ontmoedigen. Zo gelijk vroeger de Francesco Planckaerts in de koers, steeds weer in de bezemwagen. Maar, laat ons zeggen, ze zien er in elk geval beter uit. Niet moeilijk, of course. Het zijn er drie gelijk ze ze niet meer maken. Ons weren, leute maken, slechte resultaten, who cares, wanneer is de volgende?
En daarom, lieve lezer, smijt ik mij steeds weer!