woensdag 5 februari 2014

Gedichtenbundel

Voor de tweede maal in mijn leven heb ik mij een gedichtenbundel aangeschaft. “Geef me nu eindelijk wat ik altijd al had”, een bloemlezing uit het werk van Herman de Coninck.

De eerste was “Gedichten” van Hugo Claus, een retrospectieve van de poëzie die hij toen al gepleegd had. “Toen”, zeg ik, want ik zat nog op de middelbare school. Het was mijn leraar Nederlands, Wilfried Temmerman, die mij begeesterde, die mij met zijn vanzelfsprekende klasse en overtuigingskracht mijn schaarse zakcentjes deed uitgeven in Boekhandel Sint-Cecilia te Deinze.  Meteen toen ik op mijn kamertje beland was begon ik te lezen. Het was “Boem, paukeslag”, trouwens naast die zoutloze kano naar zee de enige woorden van Paul van Ostaijen die mij een minieme zindering van interesse konden ontlokken. Hugo Claus werd mijn held. Toen pas begreep ik dat het mijn lot was om Latijn-Grieks te volgen. Het hielp mij om een aantal gedichten van hem te begrijpen.

U moet weten dat het in die tijd gebruikelijk was dat wij teksten en gedichten moesten memoriseren en vervolgens ook declameren, en dit zowel in het Nederlands, Frans, Engels en Duits. In het middelbaar heb ik nooit gestudeerd, behalve voor al die gedichten. Voor de “vreemde” talen viel dat echt mee. Verlaine en Victor Hugo, Heinrich Heine, Shakespeare… Ik herinner mij nog heel veel flarden. Voor het Nederlands, tjah, nogal Vlaamsche Beweging, zo achteraf bekeken. Rodenbach zijn bier kan ik savoureren. Maar als dertienjarige zijn “Sneyssens” van buiten leren, poëzieliefhebber word je er niet van:

Afgrijselik! In den valen sching van 't zwartgestreepte westen
                en onder donkeren vlagenzwangeren hemel
ijlt wanhopig een vlucht voorbij en jagend achtervolgen,
                en noodgehuil en zegekreet en staalklang
verdooven klacht en rochel der gesmeierde gewonden.

Kortom, er bestond maar één dichter voor mij: Hugo. En ikzelf natuurlijk, haja. In alle stilte pleegde ik gedichten die tot vandaag gelukkiglijk een eigen goed verborgen bestaan leiden. Eens aan de unief behoorde ik trouwens tot de redactie van een nieuw poëzietijdschrift “Restant”, geheel bestaande uit stencilkes (merci aan de pedel voor het gratis afdrukken). De serieuze vergaderingen waren in het Aquarium van de Blandijn, de evaluaties volgden bij den Dolf in De Hoeve… Met het schaamrood op de wangen moet ik trouwens toegeven dat we toen “powezie” spelden.
.
Maar wat ik eigenlijk zeggen wilde, ik hou niet van het woord “dichtbundel”. Het doet mij denken aan iets dat ‘toe’ is, gesloten, hermetisch en vacuum gezogen. Een bundel prei in krimpverpakking. Of een doosje ‘préparé’ waar je je nagels breekt om dat dekselse deksel open te krijgen.

Is “Openbundel” dan beter? Flauw grapje. Neen, de gedichten van Herman de Coninck zijn er, zijn er voor iedereen, geen doctoraal nodig om ze in jouw hart te laten komen.

“zal ik niet kunnen zwijgen over
je benen die me ontvangen met
open armen?
(HDC De Lenige Liefde)


Vanaf nu één HdC-shot per dag, en ik voel mij gelukkig. En begrepen.