donderdag 19 november 2015

Bevergem en ik

Feitelijk ga ik niet graag naar toneel kijken, hoewel ik er altijd met hart en ziel meegespeeld heb. Altijd zo’n beetje “gemaakt”, vind ik.

Feitelijk kijk ik nooit naar Vlaamstalige series en films, hoewel ik er doodgraag zou in meegespeeld hebben. Altijd zo’n beetje “gemaakt” vind ik.

Welnu, “Bevergem”, dat is een andere historie.

Uit nieuwsgierigheid keek ik zoals velen naar de eerste aflevering. Wij wonen amper 10 km van Zwevegem, de West-Vlamingen hebben ons hart veroverd. Zou “Bevergem” dat kelderen?

“Bevergem” is uniek. Met een scalpel wordt het dorpse (wijk ?) leven blootgelegd. Ongenadig horen en zien we steeds weer personages en mensen die we kennen en…  onszelf. De kleine rivaliteiten. De jaloersheid op andermans geld. De streverigheid van plaatselijke politiekers. Het moeten afstaan van een klein machtspositietje. Of niet. De spanningen tussen koppels die in feite over onnozelheden gaan. De stille wanhoop van mensen die hoe dan ook eenzaam zijn. En die ene, de plaatselijke Freddy, waar je geen hoogte van krijgt, die aldus fascinerend is en middelpunt.

Klinkt wat deprimerend, nietwaar? En toch was “Bevergem” ook bijzonder geestig, voor wie het Vlaamse surrealisme kan inschatten. Kurt in zijn winkel, zijn verliefdheid op een lesbiske, zijn teloorgang in zijn harnas… De hatelijke edoch hilarische Claude, wie kent er niet zo iemand? En Danny, den Beir. DJ, voor mij de geweldigste van allen. Hoewel Wantje, de tedere flik… Feitelijk teveel om op te noemen.

Steeds weer voelde ik: moet ik nu lachen of wat? Was het humor? Is dat humor, dat er schrapingen gebeuren op je ziel? Jazeker, da’s échte humor. “Humor ist wenn man trotzdem lacht”

Voor mij mag er nooit meer een nieuwe Bevergem komen. Schaamhaar wel. Om het met Maaike Cafmeyer te zeggen:
“Soms mag et wel e ké stekken é” een ongeschoren zin, die alles zegt.