dinsdag 25 oktober 2016

Goed leven

Ik vermoed dat de zwaluwen al lang vertrokken zijn, maar van waar? Er zijn geen telefoondraden meer. Bladeren worden eventjes prachtig en verdwijnen, worden tot mineralen, voeding voor de volgende. Sombere luchten maken dat het nooit dag wordt, schemering die mij noopt tot nostalgie. Die grijsheid die mij, bij een blik in de spiegel, toont: ook in jouw leven is de herfst aangebroken. Een zwaluw word ik nooit, maar misschien wel een herfstblad dat tot voeding zal dienen voor de volgenden.
Onlangs kwamen we met oude, dierbare vrienden samen voor een etentje. In een gezellig restaurant, altijd weer tijd voor het ophalen van nostalgische en hilarische herinneringen.
Na het obligate nog-even-eentje-roken kwam ik in het restaurant en… ik vond ze niet. Ik keek uit naar mijn vrienden in het overbezette lokaal en vond ze niet. En toen wuifde mijn vrouwke.
En ik zag toen pas de twee grijsharige venten, met nog één vent erbij die (in een relatie) ook weldra grijs wordt. En in een flits dacht ik: “Wat vliegt dat leven toch verdomd snel”. En ook: “Daar zie, ik heb veel kameraden en hier en daar een vriend, maar die gasten hebben mij bepaald, beïnvloed, grote stukken van mijn leven meegemaakt ook”
Vrienden blijven voor het leven, ook al zie je elkaar maar één keer per jaar. Gaat het over het van bezorgde-moeder-conserven in een gracht werpen in Gottem bij het begin van een groot avontuur, of met een kleine snotter naar punk-optredens gaan in London, of eindeloze gesprekken bij een spaghetti en een Egmont-Tripel?
Goed leven is: achteraf vaststellen dat je investeerde in herinneringen. Deeltje hier maar van de mijne, want er waren ook talloze bladzijden van een ander mooi leven.

maandag 22 augustus 2016

Op reis een behoefte doen...

Aah op reis, je kijkt er maanden naar uit, je regelt hotels voor de heen- en terug, het heerlijk comfortabele vakantiehuisje. De zalige gemiddeld 30 graden aldaar.

Omdat ik geen 1200 km aan één stuk wil rijden knippen we onze trip in het gaan en keren altijd in twee.
Zo belandden we zonder problemen in Hotel “Les Charmilles” in Chalon-sur-Soane. Hotel-étape, noemt men dat. Welnu, geweldig charmant, hoewel de airco daar nog moest uitgevonden worden.  We waren daar zelfs voor de receptie om 14 00 open ging. Dus spoorslags naar het centrum van dit stadje in het hart van de Bourgogne. Couleur locale, ik hou daar geweldig van. No nonsense, héél vriendelijke ober…
In het hotel zaten we uren aan het zwembad, kijken naar zwemmende Vlaamse gezinnen. Dan praten we Engels, ofwel zeer gedempt, op EK-wijze met de hand voor de mond. Onze grote genoegens dus: wij zijn terras-voyeurs en bedenken daarbij verhalen ivm gezinssamenstelling, wie is er baas, wat vinden ze hier nu leuk aan.
Heerlijk gegeten, wijntje van 4500 euro voor één keer niet gekocht, want ze hadden daar een geweldig restaurant. Maar op weg naar het zuiden: uuuren file. Zowat bijna 9 uur zonder stoppen gereden over 620 km. Maar het loonde de moeite.
Na een fantastisch verblijf, in Ferrals-les-Corbières, de terugweg aangevat, richting Orléans.

Het zag er goed uit qua verkeer, in den beginne. Maar ervaren toeristen weten: een “zwarte zaterdag” bestaat niet meer. Iedere zaterdag in juli en augustus is tegenwoordig dramatisch. Dus op de eerste dag van onze terugkeer toch weer talloze keren 4 pinkers, attention bouchon soyez prudent. Hoewel niet zo erg als in de heenreis.

Tussen-logement in Orléans. Als étape-hotel, ik wil het iedereen aanraden.

Hoe dan ook, onze laatste 430 km gingen via Parijs. Nachtmerrie voor elke terugkomer.  Welnu, we kozen voor de ring rond de Périphérique, geen seconde bouchon, weliswaar op zondag.

Maar ! De chauffeur, ik dus, werd plots overvallen om dringend een lichamelijke behoefte te voldoen. Toch afgereden naar een overvolle Aire om nipt een commissie te doen. In een gehandicapten-toilet, wat op dat moment terecht was. Dan opgelucht de reis verder gezet.

En zie, een volgende darmen-aanval kwam. Was het nog een gevolg van de entrecôte bij Bembé in Ferrals, waar hygiëne niet in het Frans te vertalen is. In elk geval het was zéér dringend.
Dus namen we de eerste afslag naar een dorp Magnac-Bourg. Waren het nu maniakken of boeren, ik denk het niet. Maar we belandden in één van de meest memorabele restaurants die ik ooit bezocht. De deur van “Toilettes privées” sloot niet. Slot dicht geverfd. Dus in snelheid gedeponeerd, niet geestig hé.

In het echt dorpse lokaal gewoon strikt houten tafels, witte muren, geweldig citaat van Oscar Wilde op een plakkaat: “De enige manier om de bekoring te verdelgen is er aan toe te geven” Machtig schoon.

Welnu, in mijn gezichtsveld bevond zich een ik denk 30-jarige jongeman met een harige blote bilspleet waarin je een stevige mountainbike kan parkeren. Van bekoring gesproken.
En zie, uit het niets kwam een kat op de tafel van de buren gesprongen, keek even rond, begaf zich naar de keuken…

Welnu, ik heb al op andere plaatsen veel meer op het gemak een kakske gedaan. Maar werkelijk, die omelet met kaas en hesp, nooit betere gegeten 

donderdag 9 juni 2016

Veganisten en ik

Pas op, veganisten zijn meestal lieve mensen. Ze zouden nog geen vlieg kwaad doen. Laat staan opeten.

Anderzijds, ik kan niet altijd volgen. Zuivel mogen we niet nuttigen. Die koe staat daar te loeien om gemolken te worden. Maar neen hoor, geen melkproducten. En daarbij nog kankerverwekkend ook. Bij het zien van een glas melk denk ik steeds: och here dat beestje, dat moet in werkelijke slavernij melk produceren. 

Mogen koeien, schapen, geiten zich verenigen in een terroristische groepering: CAD, Cattle against Diary. Diary betekent zuivel, dus niet het vliegend spetter. Nu, mijne Pa houdt zich op 92 jarige leeftijd recht met een potteke yoghurt, damn zo een dierenmishandeling en kankerbron zeg. Ie heeft wel in zijn leven zowat 200 000 sigaretten opgegeten.

Een crèmeke binnensmullen? Oela, politiek correct is dat niet. Er zit daar room in, hé. Van diezelfde koe dan nog. Die maar blijft loeien: melk mij, karn mijn product, maak er room van voor een lekker ijsje. Sorry koe, mag niet.

En honing, zeg. De Bij is zoals destijds de negers volledig tot slavenarbeid gedwongen. Eet Geen Honing ! Niet correct. OK, dat produceert daar wel honing. Maar feitelijk werken ze allemaal voor een koningin, damn, dat zal Koning Filip niet graag horen. Dienen honing, daar moeten we afblijven. Tenzij natuurlijk dat rookgedoe waardoor die beestjes efkes high worden, hedendaagse hippies in huisjes. Zelf leef ik mij volledig in in het Bijenbestaan, figuurlijk. Dat wil eens een stekske uitdelen, oela, benedendeks stroomt alles er uit. Zou dat paren? Is dat dan ook zo’n affaire, ik bedoel alles eruit definitief?


Het spijt mij wreed maar weldra ga ik weer naar concerten in mijn koe-leren vest van zowat 30 kilo. De uier hangt er niet aan.
 
En het ambetantste met veganisten: ik kan er niet eens een eitje mee pellen…

zondag 8 mei 2016

Mijn Moederke

Dag Moeke. Het is Moederkesdag vandaag, dus ge gaat mij weer niet zien. Ge weet, ik ben er niet zot van om met heel uw nageslacht van kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen samen te komen. Pas op, ik zie ze allemaal graag. En als ze in de put zitten wil ik de eerste zijn om te helpen. Maar ik heb u liever ne keer apart, binnen een paar dagen gaan we ne keer samen gaan eten. In d’ Oude Leie in Bachte, waar ge zo preus op zijt en aan alleman fier verkondigt: “Dat is van mijnen oudsten, Geert. “
Moeke, ik ken u maar in twee hoedanigheden: bezorgdheid en fierheid.

Bezorgdheid. Ik speelde buiten in Deurle maar ik mocht den hof niet verlaten. Misschien passeerde daar toen maar één auto per dag, in de Klapstraat. Maar zie dat ik overreden werd… Anderzijds mocht ik mij ook niet “vuil” maken. Zwarte knieën, oela, onze pa moest die afschrobben in dat kuipke voor de kachel.

Om van onze reizen maar te zwijgen met die verdomde tent en die verwenselijke caravan. In Zwitserland bijvoorbeeld: “NEEN niet te dicht tegen die ballustrade, ge gaat vallen !”
En die bezorgdheid voor mijn schoolresultaten, onderwijzeres zijnde. Het was thuis komen, huiswerk maken en dan boterhammen met “Pilchards”. Ik was wreed slim in het lager onderwijs, met minder dan “den eersten” was je niet content.
In het middelbaar, steeds meer bergaf, ik werd een rebel, heb je nooit begrepen, plichtsgetrouw als je bent.

Ge zult ook nooit weten, Moeke, welke stoten ik toen uitgestoken heb. Maar we mochten allemaal blijven studeren, wat we ook wilden. Bezorgdheid, slapeloze nachten had je verre van voor mij alleen.

Nu heb je nog veel meer bezorgheid. Over je kinderen misschien wat minder (alhoewel), je kleinkinderen en achterkleinkinderen. Hoe je dat doet, ik weet het niet, maar je weet er werkelijk alles over.   En zo komen we bij…

Fierheid. Je bent zo trots op je kinderen enzovoort… Alleman mag en zal het horen. Het is jouw lang leven. Ze zullen het geweten hebben in de Mayflower waar je nu woont. Amper 2 km van het Pleintje van Sint-Denijs-Westrem, waar je geboren bent. En uw kommeermaatjes bij uwe lieve gay-coiffeur op de Markt in Deinze (want je blijft Deinze trouw), of den Ideal die nog altijd veel geld aan u verdient.

Liefste Moeke, ik weet dat ge mij doodgraag ziet. Ik vertelde ooit in een preek in Deinze-Kerk: “De laatste plaats en enige waar we altijd welkom zijn is bij jullie thuis”

Ge zijt wat krommer geworden, Moeke, en o zo breekbaar in mijn ogen. Maar weet ge wat ik zo geestig vind? Ik kan je nog altijd geweldig aan het lachen brengen want op een rare manier deel je mijn humor.

Ik peins dat ik je graag zie..

zondag 27 maart 2016

Wat moet ik met die moslims ?

Ik moet zeggen, tegenwoordig weet ik niet meer goed welke opinie ik moet ventileren. Wat is dat toch met die moslims.

Enerzijds is er het verhaal van de Joden, gedemoniseerd sinds eeuwen. Ook nu schuift men Israël deels de Zwarte Piet (oei, racistisch?) toe voor een deel van de uitwassen en radicalisering. En mijn gezond verstand zegt, qua radicaliseren moet je Israël geen lessen leren. En toch begrijp ik hun historische mis-situatie met dank aan het Westen. Wat hebben de Joden destijds misdaan aan het toekomstige Nazi-imperium ?

Stilaan bekruipt mij ongewenst de populistische afkeer van de islam. Waregem is vergeven van “towelheads” madammen die tijdens de werk- en schooluren rondschommelen, ja mét schoolplichtige kinderen tijdens de schooluren. De ervaringsdeskundige in mij weet dat die gasten de school verzuimen als het hen leuk lijkt, mét instemming van de ouders. Ze wonen in sociale wijken en gebouwen. Ze komen in mijne gazettewinkel doktersbriefjes faxen voor henzelf en familieleden, en staan intussen met de nieuwste I-Phone auto’s te verkopen van Allah-weet-welke-herkomst. Ze praten geen Nederlands, vormen een eigen gesloten community.

Koren op de molen aan de toog. Koren op de molen van haatdragers. Haatdragers zijn ook de terroristen die zichzelf doden en onze en ja ook hun eigen mensen doden. Hebben moslims schade toegebracht aan de wereld en onze beschaving? Nog niet zo’n klein beetje. Méér dan de Joden? Ik dacht het wel. Hitler zou in zijn kleine pollekes wrijven.

Maar die moslims, dat zijn er van soorten, zegt mijn gelukkiglijk nog gezond verstand. Ze zijn wonderbaarlijke voetballers, bijvoorbeeld. Ze zijn Abdullah van de Pita-bar (zou Hans Van Cauwenberghe zingen), ze zijn Ahmed die iedere week onze vuilniszak ophaalt. Of ze zijn Shakir die ons met een kamerbrede smile bedient in een toprestaurant. Ze zijn een deel van onze leefwereld.

Ik denk dat net zoals ik vele moslims verscheurd zijn in hun gedachten. Zij: “Moet ik nu supporteren voor mijn soort? Past dat in het mij ingebrachte geloof? En wat met Vlaanderen?” Ikzelf: “Die vuile moslim-gasten: tegen de muur” denk ik op een onvertogen moment. Soms ben ik ook in mijn gedachten een café-toog mens. Wat ik niet leuk vind.


Ik ben er totaal zeker van dat er voornamelijk wreed veel liefdevolle moslim-papa’s en mama’s zijn. Die hier gewoon erg gelukkig willen zijn op hun eigen manier.
Maar mijn verscheurde hart vraagt: “OK, ik wil jullie leren kennen en waarderen. Maar wààr for Allah’s sake?”

Ik wacht dus niet op vrijblijvend gezwijmel van onze politiekers, noch op zware explicaties van mijn intellectuele vrienden. Een simpel menselijk antwoord op die vraag: “Wat moet ik met die moslims?”

donderdag 18 februari 2016

"Le sel de l'été" van Derek. Of is het "poivre"?

Aah, Parijs. Telkens weer denk ik er aan terug als ik de nieuwe CD van Derek voor de zoveelste keer beluister. “Le sel de l'été”, toen ik de titel zag dacht ik eerst aan het zilte zand dat opdroogt op je huid na een verfrissende zeeduik. Maar neen, voor mij blijft het Parijs…

Ooit, toen we 17 of zo waren, trokken mijn toenmalige boezemvriend en ik met fiets en tentje naar Frankrijk, zogezegd op kampeertocht. Trouwens, nadat alle loodzware voederblikken die mijn moeder liefdevol in mijn fietszakken had gepropt na zowat 2 km al in een plattelandsgracht belandden hebben we wel degelijk gekampeerd. Zomaar, in een Franse weide, waar een prachtig paard des ochtends nieuwsgierig stond te snuiven aan de ingang van ons tentje.

Maar we hadden snode plannen! Omdat dit dreigt een te lang verhaal te worden: het tentje werd geparkeerd bij nonkel René in Roye en we vertrokken al “autostoppend” naar … Parijs, toen ontoelaatbaar voor mijn ouders wegens de zondigheid. Ze weten het trouwens nog niet en ze hebben geen internet.

Maar Parijs, dat was onze ultieme droomstad. De schilders, poëten en muzikanten, de existentialisten, Saint-Germain-des-Prés, we wilden het meemaken. Zelfs al sliepen we op een matras in een krot-hotel en leefden we op een dieet van “Frans brood”, chocolade en limonade. Om maar te zwijgen van de Pernod Pur die we steeds weer nuttigden bij onze schaakspelletjes, dit tot verbijstering van de autochtonen.

Welnu, deze nieuwe CD van Derek flitst mij vaak terug naar Parijs. De pracht en de weemoed, de leute en de droefenis, toekomst en vergane glorie, en l’amour natuurlijk. Toujours l’amour avec Derek…

Hier en daar voel ik Gainsbourg opduiken, zoals in het wondermooie “Toi”, vraag mij niet waarom. En in “Trou plein de vide”, is dat Hans Van Oost die daar een straffe Django Reinhardt doet? Zodat ik me zie zitten in een besmuikte berookte Parijse jazzkelder met een fles “château migraine”? Met die bas van Mario Vermandel die zo vanzelfsprekend doorheen de songs wandelt?

Zoals gewoonlijk is Derek omringd door bijzondere muzikanten die al veel oorlogskes gestreden hebben. Zo zijn de blazers en in het bijzonder Marie-Anne Standaert een geweldige meerwaarde. En wat te zeggen van de accordeon van Rony Verbiest die ons plots naar een French Quarter in the Deep South sleurt? Om maar te zwijgen van de onmiskenbare toets van Yves “Vis” Meersschaert.
Voor de rest gaat Derek met zijn bende natuurlijk te keer met rock, reggae… alles in die prachtige langue de Molière.
De passie spat er af !

Blijkbaar heeft hij ook een sokkenfetish, daar wil ik wel eens meer over weten…

“Le sel de l’été”, weer peper voor het liefdesleven…


donderdag 4 februari 2016

Efkes naar Lille (Fr.)

Ondanks mijn sympathie voor Lillenaar Wout Van Aert besloten we toch maar naar Lille in Frankrijk te rijden. En daar hadden we alle redenen toe. Dank zij een geste van Marc Coucke naar de sponsors toe, in ons geval Dutry Power, hadden we via Tom R. vrijkaarten voor een voetbalwedstrijd aldaar. LOSC Lille vs Caen.

Iets later dan het geplande uur, nl. door perikelen wegens iemands uitgebreid douchen en overvloedig besprenkelen met reukwater, wendden we de steven richting Nord Pas de Calais. Reeds in Zwevegem werd ons bericht over file in Rekkem. Géén terrorist komt nog binnen bij ons of in Frankrijk wegens de genadeloze grenscontroles. Goed hé?

We reden dus via Ronq. By the way, voortaan rijd ik langs daar naar Auchan. Anyway, van grenscontrole geen sprake aldaar. Nu, we weten allemaal dat die terroristen dommekloten zijn die allen de E17 volgen. Ja, waterdicht, die controles…

Bij het naderen van het stadion bleek al de perfecte organisatie aldaar. Je moet natuurlijk weten welke parking je wil bereiken. Er zijn er 4 megagrote. We werden binnengeloodst door iemand met een flikkerende wortel, in zijn hand weliswaar, oei dubbelzinnig, enfin zo’n wapperstick in het oranje. “Ticket monsieur”. Oeps, gene ticket om te parkeren. Ge moest dat blijkbaar via het Web reserveren. Maar dat was de eerste van de talloze vriendelijke mensen die we tegenkwamen. Die haalde daar ergens een gratis ticket uit en zei met een grote smile: “Allez-y. Bon match!”
En we stonden daar toch wel vlak bij het stadion zeker! Zalig voor iemand die met twee krukken zijn weg moest banen.

Dat stadion!!! Imposant, prachtig, weeral supervriendelijke mensen alom. Aldus strompelde ik krukkengewijs 4 lange trappen omhoog naar ring 2. En kijk, er stond daar een vriendelijk negerke aan onze ingang. En die zei verbijsterd: “Mais monsieur, vous avez pris les escaliers??? Il y a un ascenseur là-bas!” Even foeteren was mijn deel.

Als rechtgeaarde Vlamingen werd er natuurlijk eerst een pint aangeschaft. 7 euro per stuk. Què??? Bleek dus dat het halve liters waren, en dat je 2 euro terug kreeg als je de (mooie) beker weer inleverde. Ge werd er niet zat van, maar de urinoirs floreerden. Maar nu weet ik dat onze twijfels terecht waren. Alcohol minder dan 1%.  Heineken is nog straffer. Hoe dan ook, kattenpis van Kronenbourg Malt. Enige minpunt.

Na een wedstrijd waar niets over te vertellen valt, de Belgische competitie is andere koek hoor, gebruikten we den ascenseur. En zie, mijn maten Marc, Malik en Tom, hadden chance. Er stond daar een streng kijkend madammeke. Alleen krukken en rolstoelen mochten mee. En mijn drie begeleiders.


Het was een wreed leuke avond. Thuis uitgesteld trouwens nog een wreed spannende match gezien…

donderdag 28 januari 2016

Mijn blijde tranen voor Martin

Had ik tegen Martin gezegd, toen we zowat 14 jaar waren, “Gij gaat nog Stadsdichter van Deinze worden”, ik kreeg wat aardekluiten naar mijne kop.

Hoewel we al een tijd samen in de klas zaten leerde ik pas laat via Martin de Izegemstraat in de wereldstad Zeveren ontdekken. Tot dusver dacht ik dat naast de Grote Baan er maar één straat was aldaar: de Leeuwstraat. Daar woonde namelijk Mr Van Steenkiste, collega van mijne Pa, waar wij van kindsbeen af gingen spelen. Ik voornamelijk met Katlijn, maar dat is niks geworden. Ze trouwde later met een schooldirecteur, ver boven mijn liga.

Maar de Izegemstraat dus. In ons derde middelbaar moesten wij voor Valère Van Der Cruyssen voor biologie een herbarium aanleggen. Het lot verenigde Martin en mij. Dus ik naar Zeveren, want in Deinze, in onze tuin, waar nu Mario De Jans woont, waren weinig speciale planten te bespeuren. De Izegemstraat, dat waren toen hier en daar en paar rijhuisjes. Maar! Daarachter vond je vanalles met rare wortels, bloei… Kortom, perfect voor dat herbarium. Alleen die verdomde letters met die Chinese inkt die je er moest boven schrijven, plekken alom, drama voor mij, plekken met scheermesje verwijderen.

Anyway, de Izegemstraat was voor mij een openbaring. Na daar wat in mijn ogen onkruid uit de grond getrokken te hebben, wat achterna bleek speciaal te zijn, was er verpozing op de straat zelf. Op de straat zelf, dus! Daar passeerde amper een boerenkar, laat staan auto’s. Er werd daar op straat gevoetbald, dames en heren. Die Carretten, straffe voetballers, daar kwam almeteens ne hele nest naar buiten. Die Gernaeys ook, eeuwige "vijand". Die woonden dus bijna ernaast. Martin en ik beperkten ons tot vrij statisch onze positie handhaven.

Tijdens ons middelbaar was Martin mijn voorbeeld, dat ik desalniettemin nooit navolgde. Maar blokken dat diene jongen kon zeg. En zo braaf in de klas. En ik, ik veegde overal mijn sloef aan, punten navenant. En Martin zei: Geert, ik ben jaloers op jou. Gij veegt overal uwe sloef aan, ge hebt herexamens en al, maar ik zou jou willen zijn.

En toen den unief. En de mama overleed. En Martin hulde zich nog meer in verhulde somberheid, de mens die maar fragmentjes van zichzelf prijsgaf in zijn gedichten.

En ziehier dus Martin. Zo onzeker over zichzelf, telkens weer.
Die monkelende speciale humor, zonder iets van zichzelf prijs te geven.
Deze zo ontzettend lieve mens die ik nooit op een negatieve opmerking kon betrappen.

Mogen er toch even tranen zijn nu ?