Af en toe
besluipt mij een mijmering naar het bucolische leven.
Alleen al
het aanzicht van mijn linkervoet geeft mij reminiscenties aan een Vlaamsche
Biet.
In dit
stukje wil ik het opnemen voor de koe. Deze herbivoor wordt tegenwoordig zwaar
in diskrediet gebracht door het edele dier, Het Paard, wier stoffelijke overschotten
tegenwoordig geheel illegaal in een prefab-maaltijd worden aangebracht.
Allereerst
moet ik iets duidelijk maken. Een paard is niet meer van adelstand dan een koe.
OK, ik zie
nog niet direct een koe deelnemen aan Waregem-Koerse. Waarom ook? Een
verstandige koe zal gezapig grazen aan de zich voordoende hindernissen en zal
zich rustig laven aan de Gaverbeek. Die paarden, die laten zich afjakkeren,
riskeren lijf en leden, smijten zich en krijgen met de zweep. Dutsen! Een koe zou zich dit niet laten welgevallen,
hoor. Een paard is een slaaf.
Begeef u
eens door de Vlaamsche weiden. Ge passeert een meers vol paarden. Wat doen ze?
Wegstuiven tallenkant! “Dju, we gaan hier toch niet weer moeten koersen zeker?”
zie je ze wanhopig denken.
Dan een
weide vol koeien. Ze komen af, koesteren u, doen een loeiende babbel.
Kurieuzeneuzen. Ze willen alles gezien hebben. “Hoe zit het met de laatste
roddels?”
Een koe is
een slimme beeste, kent de eigen naam. Ik heb een paar koeien ontmoet, en
wellicht van hun heerlijk vlees gegeten. Maar meer en meer denk ik erover na…