vrijdag 7 oktober 2011

Ikonen

Er zijn zo van die verschijnselen in onze maatschappij die sociaal gezien geweldig sympathiek overkomen. Overgesympathiseerde ikonen, noem ik dat. Op mijn zenuwen werken, ja, dat kan dat sympathiek gedoe.

Neem nu Lieveheerbeestjes. Welk een ambetant ongedierte is me dat zeg. Dat komt zomaar op uwe kop zitten, dat denkt dat het een BV is en overal palmtakwuivend zal begroet worden. Maar als je er eentje wil vermorzelen, ho maar. Afgrijzen stijgt op uit het belendende publiek. Een kakkerlak lekker crispy onder de schoenzool, geen probleem. Maar zo’n rood-zwart gespikkeld geval, da’s geen kever, dat is iets heiligs.

Oude mensen, tja ik ben er zelf bijna een. Maar ik zweer het, nooit zal ik de zaterdag, met mijn pet op, aan 45 per uur (met een klein plakske) naar de Aldi rijden, met 30 auto’s achter mij. Evenmin zal ik in de Colruyt op spitsmomenten met mijn kar de rayon blokkeren om met soortgenoten over mijn prostaat of mijn vrouwkes blaasontsteking te debatteren. Laat staan dat ik u, ondanks mijn heupprothese, lompgeweg zal voorbijsteken aan de kassa.

Kleine kinderen, ik ben er zot van. Als het mijn kleinkinderen zijn tenminste, want die heb ik onder controle. Maar de rest, dat ligt daar in de winkel op de grond te kronkelen van colère, ma krijgt wat schoppen, pedagogisch antwoord: “Nee, Gauthier, dat mag niet” 't Zoontje heeft nog geen blokjes rond de tanden, maar hij weet dat die er ooit komen. Lap, nog een schop. Dat sympathiek gedoe uit die reclames over kinderspul, al die opgewekte gezichten die van bij het ontbijt door het huis dartelen, niet aan mij besteed.

Pas op, vanaf nu begeef ik mij op glad ijs. Kevers, oude mensen, kinderen, da’s geen taboe. Maar honden… Ohlala. Onze sympathiekste medeburger: Canis lupus familiaris. Zou ik durven? Ge kent mij: vaneigens!

Stel, ik ben het sympathiekste levend wezen in ons land, een hond dus. Gezel voor de eenzamen, macho-symbool voor anderen. Ik kom ongegeneerd in uwe voortuin een kakske doen. Baasje heeft een lijn van 17 meter, kijkt de andere kant uit. Ik ontmoet uw buurvrouw, ruik even aan haar kruis, bestijg haar, weliswaar korte pret maar toch. ’s Morgens vanaf een uur of vijf mag ik u doen ontwaken met mijn geblaf. En als ik buiten mag met mijn baasje ben je moreel verplicht om mij mooi en lief te vinden, te geloven dat ik niet bijt, mij te aaien en van versnaperingen te voorzien. Want wie de hond niet apprecieert, die heeft miserie met de baaskes.

Knorrige oude man heeft het gehad met overgesympathiseerde ikonen…