vrijdag 9 december 2011

Horeca

Ouder worden betekent onder andere steeds meer de mooie herinneringen koesteren.

Terugdenken aan mijn voormalig horeca-bestaan bezorgt mij nog steeds gemengde gevoelens. De stress, het regelen en beredderen, die boekhouding, wat en hoeveel te bestellen, verkoopprijzen berekenen zodat zowel uitbaters als klanten tevreden zijn, niet eenvoudig.

Om maar over de klanten te zwijgen. Zo presenteerde je 20 verschillende bieren en waren er die het 21ste vroegen. Of men arriveerde in gezelschap met een nest kleine kindjes die ongebreideld roepend en tierend rondvlamden of kruipend-gewijs achter de toog belandden en de werkzaamheden belemmerden, terwijl de ouders geheel ongeïnteresseerd het gebeuren de rug toe keerden. Wat een toenmalige dierbare helper ertoe inspireerde om te suggereren: ik zou aan de gevel een paar haken in de muur vijzen met een plakkaatje : “Hier wacht ik op mijn ouders”.

Of die wielertoeristen… Oei, nu moet ik feitelijk zwijgen. Maar als ze daar met 25 man onafgesproken landen, de hele zaak inpalmen, de toiletten gaan ondersch*****, en wat Spa of Palmkes bestellen, en denken dat ze daarmee bijdragen aan uw toekomstige rijkdom… Enfin, dat was dus het stress-gedeelte.

En nu een woord dat ik koester: “Desalniettemin”

Desalniettemin waren er veel klanten die ik graag zag komen. René en Denise bijvoorbeeld. Iedere week waren ze trouw op post, eerst nog met een Amerikaanse bak, een Trans-Am vermoed ik, met een adelaar op de motorkap, later met een bescheidener Chevroletje.

In het begin kon ik ze niet goed inschatten. Denise had de uitstraling van een Madam, ongenaakbaar, dominant. René leek eerder knorrig, stuurs.

Hun bestelling was bijna iedere week dezelfde, maar het eerste was steevast, door Denise: twee Portos. Ik ben ervan overtuigd dat Denise mij graag zag. Ze was een fan. “Geertje, gij hebt machtig goede porto!” Tja, het was Sandeman, gelijk bijna overal zeker? Het zal de perceptie geweest zijn. Of mijn onweerstaanbaar charisma. Halverwege haar eigen glas wisselde ze met René, wiens porto reeds geledigd was. Het eten dat ze bestelden, ze waren altijd content. Denise kon zo wel een kritiekje geven, maar je moest goed luisteren. Het was heel subtiel verpakt in hints zoals “’t Was wreed goed maar het was persede week precies wat meer uitgebakken”. Intussen zat René geduldig te wachten om zijn eigen deel van mijn tijd op te eisen (intussen zat er al ander volk). Hoe fier hij was op wat hij gerealiseerd had, verhalen van de fantastische reizen die ze samen gedaan hadden (nooit vergeet ik zijn beschrijving van het Panama-kanaal), waarbij Denise zich uiteraard niet onbetuigd liet. René kon zalig en spannend vertellen, en ik beken, door zijn verhalen hebben andere klanten moeten wachten. I don’t give a damn. Let bygones be bygones.

Ze zijn nu beiden overleden. Ik heb ze graag gezien. En zij mij ook.

zondag 4 december 2011

Laurent en Nero

Soms beschik ik over enige empathie. Zo probeer ik mij in te leven in het bestaan van onze postbode. Steeds meer berustend in zijn lot om met een afgeladen fiets met mini-verzetje een alsmaar uitdijend aantal wijken te voorzien van verse facturen, Colruyt-enveloppes en Visie! kreeg hij intussen een doffe moedeloze blik. Mini verzet zal hij niet plegen, een vaste job is kostbaar dezer dagen.
Evenzeer kreeg ik kommer over de spermatozoïde die de toenmalige Prins Albert plichtsgetrouw afvuurde in de echtelijke sponde, een muurbloempje dat pas zijn kans kreeg nadat zijn collega’s op diverse plaatsen in Europa reeds hun bestemming vonden. Wat moet hij eenzaam geweest zijn, die verwaarloosde zaadcel. Wellicht ergens tegen de wand van de ruime vaderlijke recipiënten wachtend op zijn grote kans, dromend van rijkdom, vrouwen en Porsches.
Toen het startschot uiteindelijk viel, wist hij toen naar waar hij op weg was? Had hij ergens met gesjoemel toch een Subaru Turbo met spoiler weten te versieren om zijn paar miljoen medevluchters te snel af te zijn? Koos hij zorgvuldig een eitje uit om te annexeren, dit volgens welgevormd zijn en stiekem voorzien van een dollarlogo?
Wat doet het mij goed dat hij de snelste was, dat eitje geheel inpalmde, al dan niet met geweld. De larve die eruit ontstond werd de tegenwoordig zo verguisde Prins Laurent.
Hoe zou het eertijdse zaadje zich voelen bij de hedendaagse media-aandacht voor zijn eindproduct? Een vrouwtje hard aanpakken, dat was een kandidatuur om baas te worden van het IMF? Met benzine-zwelgende auto’s rijden is een vereiste om tijdig in een asiel een verlaten teckel de nodige psychologische hulp te bieden?
En hoe zou een niet echt intellectueel begaafde Prins, dit wegens die verouderde spermatozoïde, zich moeten gedragen als je ontdekt dat Laurent betekent: “Gekroond met laurierblad”.
Dan ga je Nero achterna, zowel de waanzinnige keizer als de heerlijke stripfiguur.

zondag 27 november 2011

Queen!

Deze middag genoot ik van een concert van Queen op de zender van onze gelukkiglijk weer mede-Belgen: “La Deux”.
In de jaren ’70 was het bon ton om lacherig te doen over Queen, om meewarig het hoofd te schudden als er een kameraad het waagde een nummer van Queen als “goed” te bestempelen. Schuldig: ikzelf en Den Humo. Humo was de Bijbel. Nu zitten ze Queen omhoog te schrijven, en terecht, maar had “Het Gat van de Wereld” toen bestaan, Freddy Mercury kwam er elke week in voor. En ik, dom kalf, liep mee met de smaken van dit boekske. Pas op, ze hadden het ook heel vaak bij het rechte eind. Ze ontdekten artiesten, zoals Springsteen, die de eeuwigheid ingaan. Maar Queen… oeps, Humo
Ik blijf het mijzelf eeuwig kwalijk nemen dat ik hen nooit live zag.

Toegegeven, ze zagen er niet uit. Eerst met al dat geföhnde haar en die talonskes en wapperende broeken.
http://www.youtube.com/watch?v=BAf2S6ij2gk&feature=artistob&playnext=1&list=TLCvZ4N7TMbCc
Later kweekte onze Freddy die porno-snor, gecombineerd met zijn vooruitstekend gebit: miserie. En tijdens dat concert op TV droeg de bassist John Deacon een geel (geel!!) shortje.

Als ik de beelden nu bekijk is er echter alleen verbijstering en ontroering. Verbijstering over Brian May, de gitarist die wellicht de heavy metal als geen ander bepaalde. Geef toe, die solo van "We will rock you", geniaal in al zijn eenvoud. Het showbeest Freddy Mercury, hij smijt zich totaal, domineert een stadion met 60 000 man, de zang is perfect, de overgave aan zijn publiek onvergetelijk, de composities onovertroffen. Hoe heb ik dat nooit gemerkt?? Herhaling: dit had ik willen meemaken.

Ontroering anderzijds. Zo tragisch dat Freddy niet durfde outen dat hij minstens homo was, dat hij AIDS had. Hij stierf trouwens omdat hij de infuus-dinges veertien dagen voor zijn dood stop zette. Zijn outing kwam één dag voor zijn dood. Toch héél droevig. “Too much love can kill you”, jawel.
Zonder schaamte durf ik nu claimen: Queen is een weergaloze groep, een band die onsterfelijke nummers heeft nagelaten die miljoenen mensen nog steeds heerlijke momenten doen beleven.
En hoewel ik nogal straf hetero ben, Freddy Mercury kan mij tot tranen toe bewegen. Né.

zondag 20 november 2011

Weg met die gitaren. Joekelille!!

Om het zacht uit te drukken, mijn verwachtingen waren heel groot. Als een kind naar Sinterklaas keek ik uit naar het Deinse concert van de Ukuleles. Mijn schoentje had ik echter niet gezet, en ik vermoed dat die mensen trouwens geen vrede zouden nemen met een schamele wortel of een raap.
Steeds weer bekoort mij het nerveuze geroezemoes, het her en der begroeten en naar de vaste gezichten wuiven in die toch aparte stemmige zaal van de Palace. Deze keer kon je aanvoelen dat er iets bijzonders te gebeuren stond. Reeds in de gang hoorde je flarden van gesprekken: “… op Youtube, machtig”, “… in de gazet. Speciaal naar ’t schijnt…”
En dan dimde het zaallicht en deden ze hun intrede. Zeven mensen, mooi in het pak, elk voorzien van dat bijzondere en niet echt gerespecteerde instrument, de ukelele. Omdat we tegenwoordig in het onderwijs geen vijf woorden mogen produceren zonder dat er een opvoedkundige bedoeling achter zit volgen nu enige didactisch verantwoorde begrippen. In het Nederlands schrijven we “ukelele”, in het Engels “ukulele”, in beide gevallen is de uitspraak “joekelille”. Trouwens het Hawaïaanse woord voor “springende vlo”. Tia Hellebaut is dus géén joekelille.
Dit dus even terzijde. Een concert van The Ukulele Orchestra of Great Britain beschrijven aan iemand die het niet meebeleefde is een quasi onmogelijke opdracht. Reeds bij de eerste noten is er spektakel. Zeven wonderbaarlijke artiesten wier handen in een hels ritme op en neer bewegen, zeven geconcentreerde gezichten, na de wereld te hebben rondgereisd nog steeds nerveus kijkend: gaan we hier het publiek kunnen bereiken?
Nu, in dit geval brak de accommodatie van onze Palace het ijs. Na het energieke eerste nummer maakte een vette stofklodder zich los van ergens boven het podium en dwarrelde tergend traag doorheen de mooie belichting naar beneden. Waarop langharige Dave aan de zaal vroeg of er iemand een paraplu bij had.
En dan, lieve lezer, volgde een recital dat ik nog nooit heb meegemaakt. Dat ze hun instrument op een virtuoze manier bespelen, OK, zo kennen we er nog. Dat ze functioneren als een meeslepende geoliede machine, zo zijn er al minder. Maar dat ze bovendien samen in perfecte harmonie zingen, dat ze individueel stuk voor stuk hun solo’s zingen zodat je er kippenvel van krijgt, dat is onovertroffen. En dit alles doorspekt met echt fijne humor. Zet dat eens op een rijtje…
Je wordt meegesleurd in een lawine van prachtige muziek. Van The Good, the Bad and the Ugly naar David Bowie, Talking Heads, The Stones, te verscheiden om op te noemen. En dan nog de huzarenstukjes om diverse songs in één nummer dooreen te weven.
Voor mij, als ik er dan toch iets moet uitplukken, was het hilarisch dat George (ziet eruit als een verstrooide Oxford-professor) in een geweldige a-capella versie “Pinball Wizzard” van The Who ten tonele bracht. Of hoe ze o.a. Sympathy for the devil uiteindelijk als Hey Jude lieten eindigen. Beatles of Stones, nu moeten we niet meer kiezen.
Zelf had ik nog een exclusieve extra. Peter, de organisator (en na zachte voorspraak van een FB-vriendin) kwam mij na de voorstelling halen voor een babbel met die mensen. Zenuwen zeg!!! Ik bedoel, wat zeg je in godsnaam tegen die toch wildvreemde performers? Welnu, mijn bewondering is sindsdien nog gegroeid. Laat ons zeggen dat ik meer dan een paar minuten in hun gezelschap was. Dat komt daar zomaar bij mij kletsen, mij bedanken!!! (wij zijn namelijk een brokske sponsor, maar toch): “Thank you for giving us this opportunity”. Ja zeg. Na Australië, Nieuw Zeeland, de Proms in Albert Hall, and many more, dan zeggen die bedankt.
Geen gebrek aan gespreksonderwerpen. Muziek, natuurlijk, wat dacht je. Maar ook hobby’s. Zo is Dave een fervente tuinier, nu hij van zijn eerste hobby ‘muziek’ een ‘beroep’ heeft gemaakt. Deze mensen treden trouwens per jaar zo’n 130 keer op in alle uithoeken van de wereld. En toch zo doodgewoon, zeer gecharmeerd door de manier waarop ze door de organisatie werden bepamperd, zeer enthousiast over het warme publiek in Deinze. By the way, als ik ze mag geloven (4 van hen beweerden hetzelfde, los van elkaar): in Deinze begrijpen ze veel beter het Engels dan in Aalst (tja) of in “Broedge”.
Ik eindig met een ongezonde eidoch smakelijke noot. Mijnheer organisator toverde allereerst voor ieder van de Ukes een zeer gewaardeerde kruik 38 van Filliers tevoorschijn, en daarna een fles Laphroig voor de backstage.
Hoe kan een onvergetelijke avond nog beter eindigen?
http://www.youtube.com/watch?v=KmBaE7ozWow

vrijdag 11 november 2011

Ja dat is mooi, mooi, mooi, man

Iedere week verzamelen we. De fanfare van honger en dorst, de collega’s die ooit in het voormalige St-Henri lesgaven. Telkens weer een moment waar ik naar uitkijk. Er wordt daar uitgebreid gezeverd. Er zijn ook momenten van droefheid, van bezorgdheid. Het is daar een vriendenkring, een verbondenheid die je zelden nog vindt. De bende van ’t Centerke.
Deze keer was het toch wel heel speciaal. OK, de dag van de Oud-strijders, daar kunnen wij ons mee vereenzelvigen. Daar zitten leraars tezamen die vele veldslagen overleefden. De talloze vernieuwingen in het onderwijs, bijvoorbeeld. Wij denken dat wij vroeger nooit deftig onderwijs gekregen hebben. Noch ooit gegeven. Door al die nieuwigheden is onze jeugd veel beter opgeleid, voorbereid op het hoger onderwijs, op het ware leven later. Sta mij toe: haha, NOT. Maar ik zal mij niet te buiten gaan aan kritieken op het huidige onderwijs. Als je zestig bent doet ge uwen job als tevoren en ge hebt de wijsheid om te zwijgen.
Desalniettemin, want ik dwaalde (bewust) even af, het was speciaal in ’t Centerke. Terwijl ons bendeke daar gezapig verzameld zat, kletsen en roddelen, landde geheel onvoorzien de fanfare van de pompiers van Deinze.
De tamboer-majoor vertelde mij dat er amper nog 12 korpsen in Vlaanderen zijn die een fanfare hebben! Prachtig toch dat dit in Deinze nog bestaat? En in de beste pompiers-traditie: er werd menige pint geledigd, wij collégiens hoorden elkaar niet meer.
En plots was er luide muziek. Ambiance. Ik vrees dat mijn collega’s niet zo enthousiast waren over de liederen. Maar zelf behoor ik tot een bende die jaarlijks in Waregem de Vedettenparade bijwoont. Twee van die blussers zitten trouwens bij ons aan tafel. Wie mij kent zal het nooit geloven, maar ik kan totaal uit de bol gaan bij schlagers.
Wat hoorden we in ’t Centerke en brulde ik tot verbijstering van mijn maten luidkeels mee: Jantje Smit: Als de zon weer schijnt, Willy Sommers: Laat de zon in je hart, Hazes André: Een beetje verliefd etc. Niveau!!
Maar! Als je in een zaal zit met een paar duizend mensen, en iedereen amuseert zich rot, wat is het criterium om muziek “goede muziek” te noemen?
http://www.youtube.com/watch?v=6nm5YiriBHo

dinsdag 8 november 2011

Pompoenen kapot smijten! En terecht!

Ik heb er lang over nagedacht. Zeker 7 minuten, wat voor mij, als impulsief-beruchte persoon bijzonder lang is. Zou ik deze blog wel schrijven?
Het zit namelijk zo. Als verjaardagsgeschenk van een dierbare kameraad kon ik een concert van The Smashing Pumpkins bijwonen. Voorheen zag ik ze reeds tweemaal aan het werk, in lang vervlogen tijden. Magistraal, de Pumpkins. Geniale composities, teksten tussen waanzin en romantiek, meeslepende ritme-veranderingen, imponerend.
Ja, als je daar niet naar uitkijkt…
U voelt het al komen, lieve lezer, maar eerst nog wat positieve dingen. De mensen waarmee ik mocht op stap gaan, daar wilt ge gewoon bij zijn. Allez, ik toch. Tussen grof, subtiel en mekaar graag zien, een venten-ding.
Kortom, aldus begaven we ons geheel in de mood Vorst-waarts. Onze driver vond binnen accepteerbare termijn een aanvaardbare parkeerplaats. Voor mij werd het een klassieke entree. Eerst schoon stoeleke zoeken, dan een lekkere vettige braadworst en frisse pinten. Niet zo duur overigens, vond ik. Ge moest geen rij bonnekes kopen, gewoon 4 euro voor een half literke Jupiler.
Tot dusver een zalige avond.
En the Pumpkins begonnen eraan. Loei-, loei- loeihard. OK, jullie denken, dienen ouden van 60, die takelt af. Lieve mensen, ik heb een aantal keren The Ramones meegemaakt, Tool!!!, Wire!!, en vele anderen. Geen probleem met lawaai. Maar het was meteen een disfunctionele geluidspap. Het eerste nummer klonk als het laatste, bij wijze van spreken. Een evocatie: 4 boeings vliegen samen over terwijl achter uwe rug 4 metrostellen passeren. Mijn oorsmeer kleeft nog steeds, zou dit biologisch kloppen, via Eustachius zijn buis ergens tegen mijn verhemelte.
De lightshow. Alles wat tegenwoordig kan fel licht geven en stroboscopisch kan flikkeren was voorzien. Wel vreemd. Heel dat hi-tich arsenaal was op het publiek gericht. Geen enkele belichting vanuit de zaal naar het podium.
Neen, het was niet goed. Bovendien stoort mij de arrogantie van ego-trippers als Billy Corgan. The Pumpkins waren al altijd zijn eigen show. Nu heeft hij babyfacekes-goede-muzikanten die weer slaafs zijn ding doen. Mijn gevoel: Corgan is bezig met een elitaire mega-decibel trip, geluidsniveau verbergt de kwaliteit, alleen voor obstinate fans.
Als je een World-tour doet is dat niet alleen voor een handvol diehards die doorheen heel Europa altijd aanwezig zijn en zelfs iedere muzikale scheet (want zo zaten er tussen, geen nummer, gewoon lawaai, ze zijn nochtans Sonic Youth niet in their dreams) toejuichen. Neen, als je in Vorst komt, ook al ben je ze schijtebeu, speel eens wat nummers die de mensen kennen. Ze betalen 46 euro voor een toegangsbewijs.
Een ontgoocheling door briljante muzikanten, Corgan op de eerste plaats.

vrijdag 4 november 2011

Quiz en ik

Verslag van onze prestaties in de oldies-quiz van Testedoene. Er waren nog twee ploegen achter ons, ik vermoed samengesteld uit personen met een geestelijke beperking (mongolen is politiek niet correct). Uit frustratie, ik beken, heb ik TWEE prijzenpakketten meegepikt. De oogst: een malette van de KBC (zat uiteraard geen geld in), een boek over Denemarken (van de KBC, dus), een schone klakke van iets kunstmest-achtigs, vier pakskes suppositoirs voor kamer- en terrasplanten, en: een rookmeldingsdingske (zonder pilen). We doen voort, opgevers zijn mietjes!!
Intussen stromen de aanbiedingen weer binnen. Radio Nostalgie Eighties, ohlala mijn ding. Maar wat gaan ze vragen? Wanneer deed de zoon van de kuisvrouw van X-zanger van The Cure zijn plechtige communie. Welke van The Bangles droeg nooit een onderbroek.
Tequila is er ook weer. De leukste kenniskwis waar ik ooit aan deel nam. Maar zou ik nog durven op mijnen ouderdom? OK, ik kan vlekkeloos, dit in tegenstelling tot vele TV-ankers, Eyjafjallajökull uitspreken. Maar wat steekt ge daar mee in uw zakken? Een CD van K’s Choice, ja. Ge krijgt geld toe als ge hem gratis afhaalt. Of zo vier paar witte kousen met rood-wit-blauwe strepen. Met enig geduld kan dit weliswaar weer trendy worden, even mailen naar Jani Kazaltzis.
Waarom doet een niet-quizclubgebonden-brave-mens mee aan die kwizzen. Ge zit daar uw hersens te pijnigen, uzelf te vervloeken omdat ge weet dat ge het binnen vijf minuten gaat weten, maar die andere ploegen… Dat zit daar met de ogen te draaien: “Jezus, zo gemakkelijk zeg” Mag ik vertellen, lieve lezer, dat dit niet echt opbeurend is voor uw ego.
Bon, de grote vraag. Waarom onderwerp ik mij steeds weer aan deze marteling? Welnu, het is simpel.
Die kerels waarmee ik ten quizzen trek, die zijn gewoonweg niet te ontmoedigen. Zo gelijk vroeger de Francesco Planckaerts in de koers, steeds weer in de bezemwagen. Maar, laat ons zeggen, ze zien er in elk geval beter uit. Niet moeilijk, of course. Het zijn er drie gelijk ze ze niet meer maken. Ons weren, leute maken, slechte resultaten, who cares, wanneer is de volgende?
En daarom, lieve lezer, smijt ik mij steeds weer!

maandag 24 oktober 2011

Ikke 60

Toen ik 16 was moest je mij niet wijsmaken dat ik ooit 60 zou worden. Ik een oud peeke, geheel demonteerbaar, des avonds de pruik op het rekje, de valse tanden in het glas in de badkamer, de 14 pillen iedere ochtend, de moedeloze blik naar beneden, het orgaan aanschouwend dat nog dienst doet als rioolke. Neen, dat zag ik niet gebeuren.
Maar zie. Géén pruik! 3 valse tanden, 2 pillen, en de rest, daar hebben jullie geen zaken mee.
En aldus dacht ik begin dit jaar, die zestig, dat wordt de eerste en de laatste keer dat ik mijn verjaardag vier. Afspraken met Bruno, Derek en Nils werden gemaakt, de madammekes van de Betoverde Maan werden gecontacteerd, Luc en Bram van “Nie te doen”, ja reeds in maart kondigde ik dit evenement aan.
60 mensen kon ik inviteren, symbolisch getal. En het kot zat vol. Wat een merkwaardige avond.
Zo was er bijvoorbeeld Raf, een warme Limburger die ik in Oostende ontmoette bij een optreden van Bruno en Derek. Ja hoor, hij boekte gewoon een B & B in de buurt om erbij te zijn. En Luce zijn verleidingstruuken, ook de moeite. Efkes in zijn rolstoel een plas gaan doen, vermoedelijk tegen een brievenbus, en weer binnenkomen met een enthousiaste blonde, dat geplas moet indruk gemaakt hebben.
En die decibel-hoek van de Callewaerts! Daar bestaan wetten voor.
Het was mijn geliefd volk dat er was, mijn geliefd kader, mijne muziek. Want dat Bruno, Derek en Nils subliem zijn, daar schreef ik al genoeg over. Desalniettemin,na een absoluut prachtige Wedding Song, was er een totaal Las Vegas-achtige wedding, master of Ceremonies was een met straf Gents accent sprekende Nils, achteraf pas gehoord dat hij écht die ring kwijt was, om de avond definitief onvergetelijk te maken.
En laat ons Luc en Bram niet vergeten. Schitterende muzikanten, briljant gitaarwerk, prachtige zang, noem ze niet een covergroep, ze zijn gewoon geweldig.
En alzo maak je je de bedenking: hm, zestig. Wat is er nu veranderd? Wel, als je eens uitzit duurt het gewoon langer om te recupereren.
Benieuwd naar die zeventig…
http://www.youtube.com/watch?v=eTN1VPgW9uQ

vrijdag 7 oktober 2011

Ikonen

Er zijn zo van die verschijnselen in onze maatschappij die sociaal gezien geweldig sympathiek overkomen. Overgesympathiseerde ikonen, noem ik dat. Op mijn zenuwen werken, ja, dat kan dat sympathiek gedoe.

Neem nu Lieveheerbeestjes. Welk een ambetant ongedierte is me dat zeg. Dat komt zomaar op uwe kop zitten, dat denkt dat het een BV is en overal palmtakwuivend zal begroet worden. Maar als je er eentje wil vermorzelen, ho maar. Afgrijzen stijgt op uit het belendende publiek. Een kakkerlak lekker crispy onder de schoenzool, geen probleem. Maar zo’n rood-zwart gespikkeld geval, da’s geen kever, dat is iets heiligs.

Oude mensen, tja ik ben er zelf bijna een. Maar ik zweer het, nooit zal ik de zaterdag, met mijn pet op, aan 45 per uur (met een klein plakske) naar de Aldi rijden, met 30 auto’s achter mij. Evenmin zal ik in de Colruyt op spitsmomenten met mijn kar de rayon blokkeren om met soortgenoten over mijn prostaat of mijn vrouwkes blaasontsteking te debatteren. Laat staan dat ik u, ondanks mijn heupprothese, lompgeweg zal voorbijsteken aan de kassa.

Kleine kinderen, ik ben er zot van. Als het mijn kleinkinderen zijn tenminste, want die heb ik onder controle. Maar de rest, dat ligt daar in de winkel op de grond te kronkelen van colère, ma krijgt wat schoppen, pedagogisch antwoord: “Nee, Gauthier, dat mag niet” 't Zoontje heeft nog geen blokjes rond de tanden, maar hij weet dat die er ooit komen. Lap, nog een schop. Dat sympathiek gedoe uit die reclames over kinderspul, al die opgewekte gezichten die van bij het ontbijt door het huis dartelen, niet aan mij besteed.

Pas op, vanaf nu begeef ik mij op glad ijs. Kevers, oude mensen, kinderen, da’s geen taboe. Maar honden… Ohlala. Onze sympathiekste medeburger: Canis lupus familiaris. Zou ik durven? Ge kent mij: vaneigens!

Stel, ik ben het sympathiekste levend wezen in ons land, een hond dus. Gezel voor de eenzamen, macho-symbool voor anderen. Ik kom ongegeneerd in uwe voortuin een kakske doen. Baasje heeft een lijn van 17 meter, kijkt de andere kant uit. Ik ontmoet uw buurvrouw, ruik even aan haar kruis, bestijg haar, weliswaar korte pret maar toch. ’s Morgens vanaf een uur of vijf mag ik u doen ontwaken met mijn geblaf. En als ik buiten mag met mijn baasje ben je moreel verplicht om mij mooi en lief te vinden, te geloven dat ik niet bijt, mij te aaien en van versnaperingen te voorzien. Want wie de hond niet apprecieert, die heeft miserie met de baaskes.

Knorrige oude man heeft het gehad met overgesympathiseerde ikonen…

donderdag 6 oktober 2011

Een vreemde...

Daarnet ging ik naar het toilet. Bon, daar hangt een spiegel waarin mijn kop dus zichtbaar was. Lieve lezer, het was een onthutsende ervaring. Ik hoop dat het geen voorteken is van een of andere ziekte, maar ik keek naar het gezicht van een vreemde.
Merkwaardig koel bekeek ik het gezicht dat mij verbaasd aanstaarde. Het keek vervreemd, observeerde mij, vertelde mij:
“Ik ben uw muile. Ziet ge al die rimpels, door lijden en lachen gegroefd. Tiens, Geert Walgraeve, uw muilke is gebruind, ondanks die slechte zomer. Beste Geert, ja dit is uw gezicht. Het wordt stilaan tijd dat je er leert mee leven. Zie je niet dat uwe face exact dezelfde groeven krijgt van uw vader? Om van uw kapsel maar te zwijgen?
Beste Geert, ik, uw spiegelbeeld, ik wil je iets vertellen. Kijk eens in uw eigen ogen die ik hier toon. Zie je die sluier van droefenis? Die zal er blijven. Maar zie je ook die lachrimpels, dat voor jou vreemde gezicht dat liefdevol en begrijpend kan zijn, oud maar elastisch, streng en toch liefhebbend? En die extra-spierkes die uw gezicht helemaal laten gaan tijdens een goed concert? Beste Geert, geloof het of niet, maar dit is uw muilke”
En ik heb de deal met mijn spiegelbeeld aanvaard.

maandag 19 september 2011

Verzuurd lezersbericht!

Geachte Hoofdredacteur,
Weet u wel dat ik iedere dag 1,10 euro besteed om uw papieren vehikel naast mijn ontbijt te leggen? En ja, u mag het gerust weten, op zondag ga ik speciaal naar de bakker. Ok, ook voor pistoleetjes, maar in feite vooral om de editie van uw concurrent “Het Nieuwsblad” te kopen.
Welnu, u en uw collega’s bakken er niet zoveel meer van. Een overzicht. “DSK geeft intimiteiten met kamermeisje toe”. Is dat nieuws?? Die mens heeft gemeenschap (katholiek opgevoed, beste hoofdredacteur) met zowat iedere vrouw die hij tegenkomt. Tjah, zo zijn er wel meer. “Ronald Janssen, 19 jaar dubbelleven”. Denkt u dat wij, trouwe lezers, hier op zitten te wachten? Hoelang zou Leterme al gemeenschap hebben met andere vrouwen?
“Open VLD en CD&V willen geen regering met Groen!” Ja zeg, wie wel? Die Groene hebben ervoor gezorgd dat ik extra mocht investeren in de scheiding tussen proper en vuil water. En ’t loopt allemaal in dezelfde riool zeg!
En die allochtonen, godmiserie. Toch wreed straf dat Anderlecht wint op de Buffalos. Ok, Suarez is niet echt ne Marokkaan, maar toch. En Jorgacevic, de keeper, in mijn ogen is dat nen Belg, ja zelfs ne Vlaming.
Beste Hoofdredacteur, u richt onze heimat naar beneden. Neen, wij willen niet lezen dat u De Wever belachelijk maakt. Mens toch, is dat nu zo erg dat kindekens met ballen smijten naar het portret van Di Rupo? Zouden we niet beter met ballen van een kilo of twee naar uw gezicht smijten, beste hoofdredacteur?

En wie dit serieus opvat, oeie.

maandag 5 september 2011

Taal

Van kindsbeen af ben ik geboeid door taal. Op mijn vierde kon ik reeds vlot lezen (schoolmeesterszoontje, hé) en ik weet nog hoe wonderlijk ik het vond dat “poliesie” als “politie” moest geschreven worden. Opstellen schrijven was mijn favoriete vak.

Later ging de taal van Molière mij fascineren. Toegegeven, het begin was wat zwakjes. “Je prends le crayon” was nu niet bepaald de zinsnede die mij bekoorde. Het was Jacques Brel die mij over de streep haalde toen ik zowat 14 was. ‘Les bourgeois, c’est comme les cochons, plus ça devient vieux, plus ça devient con!’ Grammaticaal, zo bleek alras, niets voor de Académie Française, maar een emotionele voltreffer. Er volgden Brassens, Ferré… En oh, met welke gretigheid en bewondering las ik de elegante spitse frasen van de hopeloos verliefde Cyrano de Bergerac, verplichte lectuur in de middelbare school, voor mij een voorrecht. Nog steeds hou ik oprecht van het Frans. Ik spreek het graag en hoor het graag, zeker als ze daar af en toe eens kunnen zwijgen ook…

Onmerkbaar kwam daar intussen de rock tussen geslopen. “My generation” van The Who toonde dat Engels de slagkracht had om mij als een onverwachte bliksemschicht te treffen in het hart. Mijn woordenschat breidde ik uit door Leonard Cohen, de charismatische bard wiens mysterieuze poëzie ik probeerde te doorgronden, het woordenboek nooit veraf. Ook het Engels kreeg een definitief warm kamertje. Bovendien begrijpt zowat de hele wereld Engels. Behalve de Fransen, denk ik. Met Springsteen zingen ze van harte mee: “Ien ze darknéss on zie egje uf teun”.

Volgde uiteindelijk de taal der Teutonen. Sinds Hitler hebben velen het gevoel dat deze taal voornamelijk geschikt is om baby's onder bedreiging van een Lügerpistool aan potjestraining te laten doen: “Und jetzt wirst du scheissen, verdammt noch mal!” Niets is minder waar. Net het Duits leent zich tot wanhopige romantische Weltschmerz, de Pijn van het Zijn. “Ich weiss nicht wass soll es bedeuten dass ich so traurig bin” (H. Heine) Ja, zelfs Freddy Quinn kon mij destijds raken. “Junge, geh nie wieder, nie wieder hinaus”. In het Vlaams klonk het niet zo mooi toen mijn vader mij verbood naar een T-Dansant te gaan...

Iedere taal heeft zijn eigen gevoelswaarden. Spaans, het kan klinken als een falangistische mitraillette om Franco aan de macht te houden. Maar evenzeer klinkt “Mi corazon” toch veel mooier dan “schatteke”? Laat staan “scheetje”… Italiaans, de taal waarin de doorsnee paus zich pleegt uit te drukken om de gebruikelijke middeleeuwse onzin te spuwen over de goedgelovige hoofden der adepten. Maar evenzeer de taal van Adriano Celentano, Toto Cotugno, Eros Ramazotti en duizenden andere artiesten, een taal die zelf muziek is. En denkt u, om mij dwars te zitten, dat ik niks weet over het Tsjechisch? Naar welke ruimte begeef ik mij als ik op een deur “Twaleti” zie staan? Hoewel, de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat dit geen correct Tsjechisch is, alleen een vriendelijke poging om de toerist de kans te geven de resultaten van de Boheemse keuken en slivovitsj op discrete manier ter bestemming te brengen.

woensdag 31 augustus 2011

Waregem Koerse

De eerste dinsdag na de laatste zondag van augustus, probeer dat maar eens te onthouden: De Hoogdag van ons fiere stadje: Waregem Koerse!

Een jaar op voorhand proberen we deze Heilige Dag te plannen. U moet weten dat we sinds enige jaren met hetzelfde clubje op dit festijn niet willen ontbreken.

Bleek dat we op De Voormiddag Van Waregem Koerse (heilig dus) op school personeelsvergadering hadden. Uiteraard begrijp ik dat een gebeurtenis waar 45 000 mensen op af komen totaal onbelangrijk is in vergelijking met de toekomst van het onderwijs. Dientengevolge begaven we ons naar desbetreffende vergadering alwaar minstens 90 mensen aanwezig waren. Helaas, na drie uren en de rest bleek dat, ondanks belangwekkende, bemoedigende, stimulerende en soms berispende toespraken, het onderwijs nog steeds niet gered is.

Eidoch, niet getreurd. Kordaat dreef Christa de Clio richting ons huisje in Waregem, waar het terras reeds werd bevolkt door twee dierbare vrienden. “Muilken eten”, koffietje erbij. En dan te voet spoorslags richting hippodroom. Wij wonen namelijk op 950 meter van de ingang. Vanaf volgend jaar 10 euro om voor onze voordeur te parkeren.

Eens op het middenplein, waar Het Gemeen Volk zich verzamelt, was het weer bijzonder leuk. Na enig zoeken geraakt onze kliek van 8 weer samen, knuffels en hoewist, je kent dat. En dan: het wedden natuurlijk…

Over de eerste koers zullen we discreet zwijgen. Onze keuzes lieten we bepalen door aantrekkelijke namen van paarden. Noppes, dus. Maar er was beterschap in zicht. Onze tipgever Malik, waar we zwaar op rekenden, was weliswaar in een zombie-vermomming maar slaagde erin, alvorens weer in zijn graftombe te duiken, wat nuttige hints te geven. Werden dankbaar genoteerd en bleken achteraf dik in orde te zijn.

Altijd spannend: welke gaan we nu “spelen”? Een “1”, die wint toch nooit, volgens Raymond. Ah neen, da’s de laatste van vorig jaar die zich weer als eerste heeft ingeschreven. Raymond heeft het voor de “11”, en wel in iedere koers (ook noppes, dus) Een “8”, oei, “acht”er al de rest. Kortom, beklijvend, telkens als zo’n race vertrekt en je dat nummer in de gaten houdt dat over je luttele euro’s beslist. Dat maakt de koers juist zo spannend. Her en der springen mensen juichend omhoog, landen ietwat aarzelend gezien de nabijheid van de biertenten.

Maar bovenal is Waregem Koerse gezelligheid, mensen ontmoeten die je lang niet zag, genieten van gewone dingen. Feest!

maandag 29 augustus 2011

Kuifje?

Als het kersverse Kuifje van Het (Vrije) Visserijblad kon ik uiteraard niet nalaten mij samen met mijn gade naar de visserskaai van Oostende te begeven. Aldaar konden wij namelijk een live performance van ‘Het Zweet van de Zee’ beleven. Dichters, performers, muzikanten, samen hun impressies uitend over het zware leven van de resterende vissers.
Het hele gebeuren vondt plaats in een soort loods waar vroeger vissersnetten geweven werden. Passend allicht, ik werd erin gevangen en had voorlopig geen kritiek want na een eeuwigdurende hectoliters-stortende plensbui waren we maar al te blij in deze hangar een veilige droge haven te vinden. En die Vedett, ja die smaakte.
Van bij de ingang dikke kus met Bruno D., straks meer. Pas op, ’t is niet “weeral diene Deneckere”. Read more.
Bon, het concept. Diverse kunstenaars brengen impressies over het vissersleven, al dan niet begeleid door muziek.
Welnu, de allereerste die een perfomance deed blies mij volledig van mijn sokken. Marnix Verleene, maar mens toch, wat een passie, wat een droefenis, wat een woede, wat een punk in 2011, een visser godverdju! Indrukwekkend! En dan zegt dienen braven tiep achteraf tegen mij, wat bedeesd tegenover een schoolmeester: “Ik weet dat feitelijk niet, zo die regels om een goed gedicht te maken” Marnix, drie letterkes minder: Max!!!
Maar wat Flor dan bracht. Indrukwekkend droevig, vanuit het weeshuis, en onvergetelijk grappig. “In Spaanderen Spaans”? “Suenens of Ananas?” Wat een indrukwekkende show. "Ananas", in den Delhaize gaan ze nog raar kijken. Ananas!!!
Vervolgens Geert Cyriel Tavernier. Kijk, nu heb ik een klein probleemke. Het raakte mij niet. Arty farty. Wat echt niets te zien heeft met Geert Cyriel. Hij leefde zich in, leefde mee, had zorgen, had ideeën waar diverse spermastoten al dan niet gingen belanden, bordelen, ben ik een visser? Mjah, schoon kostumeke. Prachtige stem en brengen van…
Feitelijk, als ik eens het publiek overschouwde, zag ik daar maar weinig vissers. Zo ongeveer ene, min of meer...
Desalniettemin, het enthousiasme bleef. En terecht. Tevoren hadden we reeds kunnen genieten van de Marquez-kerels, briljante musici. Tussen schelpen en saxofoon.
Maaike Cafmeyer, nu steek ik hier zwaar mijn nek uit: waardeloos. Ja op voorhand smolt ik en vroeg "ga jij zo hoogzwanger performen?" En Maaike zei: "bahja gijh. Ik moet niet springen of zo?" Ja, dat hele lieve vrouwke moest niet springen of zo. Maar, efkes serieus, ik zou toch wel zelf het verhaal van Ahab (Moby Dick) ietwat vlotter gebracht hebben. En die zandkorrel in die kut, goh, ik zou dat kereltje toch nog straffere dingen doen beleven. Mjah, Maaike kan echt wel beter, wat ze zelf ook weet, vermoed ik.
Anderzijds, Peter-Holvoet Hanssen, die kon mij bekoren. Tussen cynisme en liefde, genadeloze observatie en zelfkritiek. Love this guy. The Antwerpenaar you love to... love!

Maar allez, het eindigt weer met den Bruno. En weeral is het anders met die fabuleuze Marquez kerels. Zoals anderen vindt Bruno steeds weer zichzelf uit. Kiekenvlees. Het was weeral de moeite, vanuit Waregem naar Oostende.

vrijdag 19 augustus 2011

Festival...

“Festival” heeft steeds te maken met “feest”. Het is een viering waar mensen opgetogen naar uitkijken, waar ze een feest van waarnemingen gaan beleven. Een filmfestival: als liefhebber maak je kennis met nieuwe uitdagende regisseurs, of je geniet van het meest recente werk van je favoriete ‘director’. Een jaarmarkt of Waregem Koerse kunnen een festival zijn van kleuren, geuren en geluiden, die je deelt met vele anderen. Want het delen van dat plezier met anderen, dat maakt het net zo “feestelijk”.

Zelf ben ik vaak naar pop/rock festivals geweest. Enige jaren geleden ben ik daarmee gestopt omdat ik het gevoel kreeg dat ik door het jonge gespuis eerder wantrouwig bekeken werd als een potentiële BOB-er. Ze vreesden controle door die ouwe knar. U moet weten, het was toen nog strafbaar een frietzak van een joint op te steken teneinde de gezelligheid op de weide nog een paar graden op te drijven.

Er waren toen natuurlijk minder groepen, minder podia, minder volk. Tegenwoordig zou ik echt niet weten wat ik moet aanvangen met 220 acts waarvan er 210 mij totaal onbekend zijn. Voor mij was toen vooral de muziek essentieel. Je kreeg de kans om voor een schappelijke prijs een aantal groepen te zien die niet aan je scalpengordel mochten ontbreken.

Dat is nu allemaal veranderd. Een festival als Pukkelpop is nu vooral een meerdaagse waar meestal jonge, soms heel jonge, mensen elkaar ontmoeten, feesten, jongemensen-dingen doen, quoi. De muziek zorgt voor een aangenaam kader. Maar het feest is het belangrijkste. Natuurlijk! Moet zalig zijn!

Moest zalig zijn. Pukkelpop werd een drama. Toen de eerste berichten binnensijpelden dacht ik meteen: “Damn, mijn kinderen zijn daar toch niet?”. Mijn volgende bedenking: “Ons leerlingskes…” Voor zovelen een hoogtepunt van het jaar, soms moeizaam bijeengespaard met jobkes, het tentje en de slaapzak staan al klaar in juli, een paar dagen vrijheid en gewoon je zin doen. Jong zijn.

Dat op zo’n feest zoveel mensen moesten sterven, zovelen soms gruwelijk gewond, getekend voor het leven. Ik lees dat er ook een man van 59 overleed, mijn leeftijd. En ik denk dan, was ie daar met zijn kinderen, even nog nostalgie, even de illusie van jong zijn?

“Festival” zal voortaan voor vele honderden een andere bijklank hebben. Velen zullen nooit meer zorgeloos naar het jaarlijkse feest trekken. Het weerbericht wordt op voorhand gecontroleerd, weliswaar zonder vertrouwen. Een paar wolken boven de weide zullen velen belemmeren om vrijuit voor het amusement te gaan.
“Festival” wordt nooit meer wat het was.

donderdag 11 augustus 2011

Boven en onder water

Beste trouwe lezer. Vanaf september worden schrijfsels van ondergetekende maandelijks geheel professioneel en met schone prentjes gepubliceerd in Het Visserijblad. Pas op, blijf rustig deze blog lezen. Misschien zijn het kortere versies, zeker geen foto's, misschien sappige details die niet in een schoon boekske mogen komen...
http://www.visserijblad.be/
Niets belet jullie om een abonnement te pakken en voor amper een dikke 2 euro per maand 32 kleurenbladzijden in de bus te krijgen. Enerzijds is het blad bezorgd over de zwoegers van de zee, anderzijds brengt het ook poëzie, kunst, literatuur, en… een schoon stukje van dendezen. En dan nu terzake…

Grote songwriters zijn enorm veelzijdige artiesten. Poëet en beeldend kunstenaar zijn ze, als ze hun meest onsterfelijke songs creëren. Als een schilder of fotograaf schetsen ze prachtige taferelen die je genietend de ogen doen sluiten. Als een dichter kunnen ze met de juiste uitgepuurde woorden net die formulering brengen waar je zegt: “Ja, dat is het!”

Zoals bij andere creatievelingen kan alles hen inspireren. Een wolk, een bloem, een wolk en/of bloem van een vrouwke, voorbeelden zat. Een autostrade misschien iets minder. Hoewel, Route Nationale 7 van Charles Trenet, of van ‘Les Tueurs de la Lune de Miel’, comme vous voulez, mag er ook best wezen.

Maar als je er begint op te letten dan merk je dat de zee hen ontelbare keren dankbare metaforen levert. Niet dat ik er onze nationale Roland Van Campenhout van verdenk een stiekeme zeeman te zijn. Maar de zinsnede: “I've been cruising at the bottom of the sea, Why don't you dive, and look for me”, uit “Fish on the Hook”, geeft drama, wanhoop, verlangen. Je moet toegeven, als hij geschreven had: “I've been cruising at the bottom of the Coupure”… Dan zouden alleen de Gentse flikken een vorm van emotie gevoeld hebben.

Roland, Gent, Gentsche Fieste, associëren brengt mij totaal niet toevallig bij één van mijn favoriete eilandbewoners: de veel te vroeg overleden Ier Rory Gallagher. Als goede kameraad van Roland woonde hij begin seventies met zijn broer in Sint-Martens-Latem, en ook nog jaren later was hij telkens op post bij Sint-Jacobs. Lieve lezers, velen onder jullie zullen dit niet geloven, maar er was ooit een tijd dat je daar op je gemak kon zitten. Dat je, de obligate Duvel in de hand, zelfs een stoeltje had, wat zeg ik, zelfs nog een stoeltje om je benen op te leggen. Tijdschema’s bestonden er niet. Efkes geen artiest? De Buck kwam Het Vliegerke zingen, of “Koevoet es beter dan boelie”. En toen kwam Rory.

Een ontembaar wildemanneke op dat podium. Een stille brave jongen daarna op café, adept van zijn eigen song ‘Too much alcohol’. Onvergetelijk waren die avonden, zeker toen hij op het einde zijn gitaar op de grond gooide en het ding liet brullen en ronken als apotheose.

Hij was een briljante gitarist, maar ook een zeer begenadigd songwriter. Rory liet zich héél graag inspireren door de zee. Een geweldig nummer vind ik “Crest of a wave”.

“Well you can ride on the crest of a wave
if that's where you want to be
But does the look on your face
mean you're really feeling happy
or do you feel like you're standing on a wooden leg”

Als je op dat grote schip die ongenadig grote golven ziet komen, als je dat schip voelt moeiteloos de top van die machtige tijdeloosheid overschrijden, dan de neus weer naar beneden en wachtend op de volgende, dan voel je je een heel klein beetje God. Maar ook een heel onbetekenend ventje, nietig in dat natuurgeweld.

Muzikanten zijn niet alleen dichters en schilders. Ze zijn ook nog filosofen.








zondag 7 augustus 2011

Den Humo...

Een intussen dierbare vriend, Jo Clauwaert, verwoordde het als volgt: “Indien den Humo niet veranderd was in een Dag allemoal.. en Woestijnvis niet een multinational met een zelfingenomen ego …”

Welnu, sinds jaar en dag begeef ik mij op dinsdag verwachtingsvol naar de krantenwinkel. Zalig hier bij ons, een wreed braaf madammeke neemt de dienst waar in “De Gazettestal”. Allez, wie vindt er nu zo’n naam uit, bad marketing zou je denken. No way, steeds gezellig druk daar, Lotto, zo iets van afhalen van pakskes, nog hier en daar een tersluiks verkocht pornoboekske, La Liekens daarentegen prominent in de etalage met haar nieuwste witverlies. En dat madammeke verkoopt dat allemaal, zo een beetje met de gelaatsuitdrukking van een Labrador, gelaten, door het leven getekend, reeds van 4 00 uur des morgens op pad om met de camionnette dus genaamd ‘De Gazettestal’ overal in Waregem en omstreken het laatste nieuws te verspreiden over de onbestaande regering en de miljoenen voor onze nationaal geheel aanvaarde allochtoon Lukaku!

Kortom, die dinsdag betreed ik steeds weer het grondgebied van die winkel, hoopvol, den Humo hé!!

De jongste maanden moet mijn vrouwke keer op keer vaststellen dat ik na enig geblader zeg: ‘’t Is were ne flauwen Humo’ . Maar mens toch, met Van Rossem zou ik zeggen: ’t is godgeklaagd! Meiskes van 18 jaar die godbetert hun jeugdherinneringen, repeat jeugd-herinneringen, moeten ophalen?
Boekskes-meiskes, mij totaal onbekend, die over de 7 hoofdzonden moeten spreken. Festival-toestanden met orgastisch enthousiaste besprekingen van Belgische groepen, nooit van gehoord. OK, de zelfbevredigende name-droppende Serge Simonart, daar wil ik zelfs nog een paar euro voor uitgeven. Beste Serge, jouw bijdrage over Amy Winehouse, daarvoor heb ik graag den Humo gekocht.

Maar wat mis ik het genie van Mark Mijlemans! Gelukkig is er nog de mild ironisch soms sarcastisch soms bijtende maar o zo liefdevolle RV, de Rudy is echt mijn idool.

Ik weet het, ik ben oud geworden. Ouderwets ook allicht. Toendertijd was er de zogenaamde Karel De Knagger, in de beste 60ies traditie een “werkgroep”. Wel, het was de doctrine die mijn muziek-goesting definitief bepaalde.

Regelmatig werd er iemand God genoemd. Dylan, Clapton, Springsteen, The Kinks, The Stones. Oh, Van Morrison! Den Humo was een evangelie voor de liefhebber. Schone recensie in den Humo, hopla, recht naar de Music Man in Gent.

Ik herhaal, ik ben oud geworden. Misschien zijn die huidige besprekingen en aanbevelingen de bijbel voor de jeugd van..

Maar I beg to differ. De geniale Mortier is verdwenen, den Humo is een flutblad geworden, een schandaalkrantje, ja een Dag Allemaal met minder prentjes.

Ik zal hem wel blijven kopen, zeker?

zaterdag 6 augustus 2011

Bruno en Derek in een UFO!

Soms gebeurt het dat uw dienaar het zot in de kop krijgt.

Zo reden we eventjes heen en terug naar Esch sur Alzette, met een al even crazy zeun, om Tool te bewonderen en onze longen tegen onze ruggengraat te laten plakken. En bij terugkomst door Waregemse cops te worden tegengehouden voor mega-controle. Niks aan de hand, daar in Esch etc. Je moest een mannetjesputter van zo ongeveer 150 kilo zijn om aan een pint te geraken. Tool was daarentegen époustouflant!!

Goed, het geschiedde dat ondergeschikte toevallig de FB van Derek las. Concert in Oostende, in een herberg “Den Artiest” genaamd. Samen met ene Bruno D.

Frans chanson ging het zijn. Epoustouflant,dus! Na een meewarige glimlach vroeg ik zo rond kwart voor acht: “Meiske, ten negenen treden Bruno en Derek op in een café in Oostende. Goesting?”

Spoorslags werd er ter badkamer gespurt, fiks douchen, haar in de plooi blazen, proper rokske en topje om Bruno en Derek te charmeren, kortom, zonder pruttelen werd alweer de zotte kop van ondergetekende zomaar gevolgd.

Oostende, amper 100 km van ons voordeur, volgens Mappy.be. 100 km??? Jezus en alle andere heiligen? Doen we dit wel? Natuurlijk, de Clio op cruise control, wat is ver?

Oostende, als we er binnen rijden voel ik mij opgetogen: Ensor, Arno, Kamagurka…

Yep, onze timing was perfect. Juist op tijd in de afspanning “Den Artiest”. Met een schoon zicht op.. het podium???

Bruno en Derek zaten precies op een art-nouveau UFO. Als engelen nedergedaald uit een bloemrijk glazen plafond. Idem voor de somptueuze luster. Waren het engelenstemmen die ze produceerden?

Gelukkig niet. Sublieme muziek, natuurlijk, daarvoor reden we naar Oostende. De roestige scharnieren, de sarcastische twaink, geen engelen, die twee. Ja, vantijds stijlvol serieus met onze familiejuwelen rammelen, amper hun eigen binnenpretjes kunnen verbergen, zo kennen we die sjarels intussen.

Alzo geschiedde dat aan mijn zijde een Kempenaar zat, Frans Chanson had hij dus verwacht. Gevolg: ondersteboven van B & D, komt vreemd genoeg naar Dikkelvenne op donderdag 13 oktober.
Het zot in de kop, altijd weer leuk!

vrijdag 5 augustus 2011

Reorganisatie

Ja, eindelijk is het zover. Onze berging en onze garage worden gereorganiseerd. Gezien we geen yuppies zijn lieten we Feng Shui geheel aan ons voorbij gaan.

Feng Shui gaat over de relatie tussen de mens en de leef- of werkomgeving en is gericht op harmonie tussen natuurlijke en gecreëerde vormen. Alles wat de mens maakt is in wezen niet natuurlijk, maar kan wel met die natuur in harmonie gebracht worden.

Aah die harmonie met de natuur! Nope!!! Onze berging en onze garage waren gewoon een stortplaats. Restanten van obscure detergenten, vlekken-miraculeuze-dissolventen, anti-insecten-voorruit-sprays, tegen-vorst-min 20 graden brol-bescherming, bovennatuurlijke reiniging en bescherming door je natuursteenvloer-pullen. Een zee van plastieken flessen, kortom. Weg ermee!

Er is een vervolg. Je vindt kadertjes. Voor elk manoeuvre dat je in je huisje wil maken, zelfs een kunstwerk omhoog hangen, daar zit het BOOR-probleem. Probeer maar eens de juiste gaten aan te brengen in snelbouwsteen, om het juiste werkje op de juiste plaats te hangen. Zelf heb ik alvast een aantal proefboringen nodig, achteraf door mijn vrouwke secuur weggemoffeld met Polyfilla en een restaurerende verflaag.

Liefdevolle les voor mijn geestesgenoten: beware!! pak een plastieken fles weg van een overbodig rek en je bent vertrokken voor een tijdje “reorganisatie”.

zondag 31 juli 2011

Fort William

Lieve lezer, volg eens even mijn verwilderde gedachtegang. Je bent op pad in Schotland en je volgende bestemming is Fort William. Meteen verbeeldde ik mij een uit houten palen opgetrokken verdedigingswal tegen Indiaanse slechteriken. Waar John Wayne, terloops opgezadeld met een paar onschadelijke vleeswonden, weliswaar opzichtig omzwachteld, achteloos de bekende kop naar links en rechts wendde om de autochtone speren en pijlen te ontwijken, en bij het rollen van een sigaret de te volgen strategie uitstippelde. Een Western, kortom.

Vergeet het. Onze bestemming lag zo’n 25 mijl verder, Lochailort. Overdrijf ik als ik zeg dat Lochailort zowat 3 woningen telt? Eén ervan alweer een prachtig hotel, The Lochailort Inn, met een bijzonder lieve mevrouw die ons incheckte. Totaal tegen mijn zin moest ik een overmatige begroeiïng op de bovenlip vaststellen, en tegelijkertijd mijzelf berispen: “Ge weet ook altijd wat, gij”

Enfin, jullie kennen intussen het refreintje: prachtige kamers, heerlijk eten, single malts bla bla bla bla. Bla.

OK, we deden even Fort William aan. Veel mooier en gezelliger dan Deinze, mooie winkelstraat, na even zoeken een heerlijke pub.

Maar… Vanuit Fort William of omgeving moet je gewoon naar het eiland Mull gaan. Een betaalbaar overzetje brengt je alweer in een paradijs. Ja, je ziet er de melancholische sporen van de teloorgegane visserij. Maar toch geniet je met volle teugen in het nog steeds actieve vissersdorp Tobermory. Een plaatsje met een betoverend uitzicht, een eigen distillery of course, een herberg met de (oh, nog nooit over geschreven, schande) “real ales”, in heel Schotland een keurmerk van plaatselijk gebrouwen amberkleurig en hoppig gerstenat!

De landschappen nu nog beschrijven, dat kan ik niet meer. Lees gewoon de voorgaande stukjes. Maar!! Sensatie, alvorens onze reis te beëindigen, was alsnog ons deel. De vrouwelijke populatie, strategisch op de achterbank geplant, uitte plots hysterische kreten. “Ne zeehond!!! Daar!!! Echt!!!” Een eerder schaarse plotse reflex van onze chauffeur deed ons parkeren en zorgde voor orgastische belevenissen bij onze vrouwelijke kompanen. Want waarlijk, daar in de scheut van onze telelens bevond zich het langverwachte zeezoogdier: een toch wel kolossale zeehond. Eindelijk de definitieve kroon op het werk van deze Schotland-expeditie.

Oh ja, lieve lezer, we gingen ook nog even naar Edinburgh. Goed voor een city-trip allicht, voor mij en mijn gade totaal overbodig. Geef ons maar schapen, koeien, water en bergen. En Schotten.

zaterdag 30 juli 2011

Het eiland Skye

Heel veel mooie happen natuur mocht ik reeds bewonderen, van Europa tot de US of A en Mexico. Toch bekruipt mij nog steeds de vraag of er ergens een prachtiger plek bestaat dan the Isle of Skye. Het eiland Mull, mja, misschien, maar dat is voor later.

Het schilderachtige vissersdorp Portree had alvast een verrassing in petto. Ons hotel, The Isles Inn. Onzeker opende de ik de deur van wat bleek een onvervalste oude Schotse pub te zijn. Weifelend vroeg ik aan de geheel getatoeëerde bartender: “Is this a hotel?”. Breed grijnzend stelde hij mij gerust in sappig Schots. Ja, het was dus ons logies voor drie nachten, iedere avond live-muziek , heerlijke maaltijden en stille authentieke kamers. En, hoeft het nog gezegd, een ruime keuze aan single malts.

Skye werd door de landschapsarchitect van onze Goddelijke Vader geheel geconcipiëerd voor de meerwaarde-zoekende toerist. Prachtige landschappen van water, grijze wolken die perfect passen bij ruwe rotsen die dankbare geleiders zijn van indrukwekkende watervallen. Weilanden en barre flanken vol met duizenden schapen, vaste grond die vaak bruusk eindigt aan de talloze inhammen van de eeuwige zee die zich zo ingrijpend vastbijt in het reliëf van dit wondermooie eiland. Zelfs het vee, Highland Cattle genaamd, is ontworpen voor het landschap. Langharige eeuwig herkauwende fotogenieke runderen die vreemd genoeg altijd een soort glimlach vertonen. Volgens één van onze gidsen het gevolg van generaties lang gevoederd te worden met de pulp van whisky-distilleries.

De regen was die tweede dag overvloedig aanwezig. Emmers, wat zeg ik, badkuipen werden genadeloos over ons uitgestort. De zwarte wolken waren het perfecte decor voor een bezoek aan Dunvegan, trotse zetel van de fiere clan Mc Cleod of Mc Cleod. The Water Gardens, need I say more, waren adembenemend mooi.

Skye, wat toch “hemel” zou kunnen betekenen, is een paradijs van schoonheid, rust, oorzaak van “wow!!” kreten na iedere onoverzichtelijke bocht of steile helling met “blind summit” (je ziet niet of er iemand aankomt op een baantje van zowat 1.60 m breed).

En ook: zo weinig toeristen. Vreemd, maar chance!

vrijdag 29 juli 2011

Drumnadrochit?

Het lot, of laat ons zeggen het reisagentschap, bracht ons naar Auldearn. Alzo zegt Wikipedia: Auldearn (Celtic: Allt Èireann) is een dorp ongeveer 3 kilometer ten oosten van Nairn met 535 inwoners. Daarmee is zowat alles gezegd over deze overbodige nederzetting, met het al even onbenullige hotel The Covenanters Inn, ware het niet van die dienster die sprekend op Amy Winehouse leek en die ondergetekende de profetische woorden deed prevelen: “Ik peins dat Amy niet lang meer zal leven.” Laat de glazen bol aanrukken, post-pensioen carrière zit gebeiteld.

Anderzijds, Auldearn ligt vlak bij Inverness. Op voorhand vond ik dit laatste een stadje met een mysterieuze naam. Spreek het eens uit, proef het, klemtoon op de laatste lettergreep. Welnu, de grootste troef van Inverness is de Mercedes-garage, de enige in de totale Highlands. Ze vervangen daar de voor ons broodnodige remschijven, remblokken, enfin, alles dat een Mercedes doet remmen, behalve de chauffeur. En de gehele auto wordt na deze ingreep gewassen. Behalve de chauffeur. Was ook niet nodig.

Intussen werden we gratis in Inverness gedropt, en vergeet dus het mysterie. Maar de geniale neus van uw favoriete schrijver leidde ons, via banale oude winkelgalerijen, naar de oudste afspanning in town. Heerlijk was het, te worden aangegaapt door “locals” die amper 2 keer per jaar een toerist zagen. Om maar te zwijgen van die ene keer in twintig jaar dat ze een vruchteloze ontmoeting hadden met hun tandarts. En dat kwieke oud vrouwke, amper 80, dat gretig bepoteld werd door al dan niet met krukken of looprekjes behepte krasse knarren, ja de Laphroig verzorgde op zalige wijze de binnenkant van deze geteisterde maag. Lieve lezer, voor alle duidelijkheid, dit betrof ongelooflijk sympathieke mensen, inbegrepen de 79-jarige uitbaatster met wie ik in gezamenlijke verontwaardiging over het rookverbod buiten een Bastos deelde. Schoon opgekleed wijveke, dacht ik, mij intussen afvragend waar mijn onmisbare bril gebleven was.

Lieve lezer, in mijn stukjes vielen intussen regelmatig de woorden “Loch” en “Ness”. Dus denkt u meteen: “Drumnadrochit”, uiteraard. Nu een shop waar een kleine duizend pluchen versies van het zo geroemde monster verkocht worden, voor het eerst waargenomen in dit legendarische dorp. Het doet wat met je gevoelens als je net zoals ik diep in je binnenste bleef in sprookjes geloven, in spannende verhalen die je bij het haardvuur tijdens een koude winter kippenvel bezorgden en je naderhand diep onder de dunne deken deden kruipen. Ja, onwillekeurig speurde ik het vlakke watervlak van Loch Ness af om een glimp van Nessie op te vangen.

Driewerf helaas, deze speurtocht eindigde met een sisser toen bleek dat een trip op het Loch zowat 27 pond per persoon moest kosten, zonder garanties op monsterontmoetingen. We wilden amper de helft uitgeven om eens een toeristisch aangebrachte zeehond te begroeten.

Dit deel van mijn verhaal eindigt met een grote pint “bitter”, met zicht op het Caledonian Canal dat een aantal Lochs verbindt op de lange tocht naar de zee. Een sluizencomplex, omringd door oudjes voorzien van gele petten die regelmatig geteld werden opdat ze niet uiteindelijk zouden belanden in de vroeger vermelde zalmtrappen.

Bedankt, o Heer, voor het vloeiende sarcasme dat U mij schonk. Wat zou ik moeten schrijven zonder U.

dinsdag 26 juli 2011

Pitlochry

Vooraleer van boord te gaan in Newcastle upon Tyne, home of the Magpies waar de besnorde Belgische Carolinger Philippe Albert als Ijzeren Mes in de verdediging ooit een vedette was, gingen we ons voor het eerst te buiten aan een English breakfast. Roereieren, bacon, worstjes, bonen in tomatensaus, patatjes. Beetje Lunch-Garden Carrefour-achtig weliswaar, maar een voorbode van wat weldra een full Highland- of Scottish-breakfast zou worden. De meerwaarde kwam alras tijdens de rest van de reis: veel versere producten verrijkt met Black Pudding, zalige bloedworst met een vleugje kaneel.
Driver Luc wendde fors de ster van zijn impressionante Mercedes, 13 jaar oud maar o zo comfortabel, richting Pitlochry, voet van de Highlands. Alzo bleek dat we in feite logeerden in de petieterige nederzetting Kirkmichael genaamd, (bestaande uit een naftepomp en een winkeltje) in een afspanning The Strathardle Inn. Schilderachtig gelegen, met steeds een bruisend bergriviertje als klankdecor. Een grote keuze van single-malts in de bar, slechts een kamer of zeven, allemaal even authentiek, een reading room, heerlijke maaltijden, heerlijk ontbijt. Absolute aanrader!
Alvorens onze bestemming te bereiken bezochten we Glamis Castle, één van de vele kastelen onderweg, met sterke banden met the Queen Mother, je weet wel, dat kranige oudje dat vanaf 11 am een gin-tonic en meerdere achter de kiezen sloeg en toch 102 jaar haalde.
Pitlochry onthaalde ons met plenzende regen. Weliswaar verwacht. Ten dien einde had ik mij namelijk tijdens de solden een super-regenjas van Jack Wolfskin aangeschaft. En ja hoor, het water liep van mij af als ware ik een otter, of een zeehond (die in een volgend stukje ter sprake zal komen).
Door Jo Clauwaert, visserij-reporter bij uitstek, vond ik het noodzakelijk om de stuwdam van Pitlochry te bezoeken. Daar zijn namelijk zalmtrappen. Deze diertjes, o zo overheerlijk geserveerd op een Schotse teljoor, moeten namelijk stroomopwaarts het vasteland beklimmen om diep in het binnenland hun eieren te produceren en te laten bevruchten door mannetjes die de moed en kracht hadden hetzelfde traject te volgen. Soms ben je blij een menselijk zoogdier te zijn.
Desalniettemin, een roker zijn heeft zo zijn voordelen. Je metgezellen zijn in een gebouw bezig filmpjes over de zalmtrek te bekijken. Jij bent buiten in de gietende regen, deskundig je peuk droog houdend. En plots zie je een deurgat, daarachter een observatievenster. En ja, toen ik daar stond, samen met 3 Duitse toeristen, verscheen een zalm voor het raam. Met bolle verbaasde ogen keek hij even rond, ongetwijfeld denkend: die Duitsers blijven maar komen. Waarna hij vervolgens, met een duidelijke knipoog in mijn richting, wegschoot naar de volgende trap, het paaien tegemoet. Moet ik jullie zeggen dat mijn reisgenoten dit verhaal niet geloofden? Dat ik het geluk had in de eerstvolgende herberg die Duitsers als levende getuigen te laten vertellen dat we een zalm zagen, zooo groot?
Maar Pitlochry had nog meer in petto, nl. de kleinste whisky-distillery in Schotland: Edradour! Aah, ik ben definitief een fan. Een flink gebuikte baardige in kilt gehulde ervaringsdeskundige laat je zien hoe Scotland’s finest wordt geproduceerd. Geen industrie, na honderden jaren nog steeds ambacht. Het proeven is als het spreekwoordelijke engeltje op je tong. Dit noodde mij tot aankoop van een zeldzame fles, in Belgenland niet te vinden.
En zijn gevleugelde uitspraak zal ik in onderwijsmiddens nog vaak gebruiken: “Take your time, but hurry!” Of was het omgekeerd?

zondag 24 juli 2011

Schotland

Hier volgt het begin van een door verbeelding vertekend reisverhaal.
Op weg naar Schotland. Een land beladen met mysteries, heroïsche gevechten, sporen van Vikings, barbaren en Romeinen, raadselachtig gesculpteerde stenen, heiligdommen de Kerk ondermijnend.

Wat verwachtte ik eigenlijk, bij het begin van dit avontuur? Uiteraard verdiepte ik mij in de geschiedenis van de Schotten, die uiteindelijk hun Bloody Mary (great cocktail), Queen of Scotland moesten vaarwel zeggen. Hoewel desalniettemin de British Royals zich nog steeds vermeien in hun Schotse roots, geen gelegenheid laten voorbij gaan om in “kilt” de paparazzi te charmeren, elkeen achterlatend met de vraag of al dan niet de Koninklijke juwelen met een ordinaire onderbroek beschermd worden.

Na enige minuten reeds werd deze culturele belangstelling onverbiddelijk gewist door de nabijheid van de zee.

Op weg naar Schotland dringen we binnen in de reusachtige buik van de nachtboot van IJmuiden naar Newcastle. “Boot” blijkt een belediging. Het is een schip, een reusachtig complex, een kleine stad, een uit menigvoud verdieping bestaand stalen bouwsel. De pikante rekening bezorgt ons een minuscule cabine, geen raam, onder zeeniveau. Spannend. Ik wist toen nog niet dat de terugtocht ging verlopen met 8 Beaufort. Ik kom hier niet meer op terug, toen zalig in slaap geschommeld namelijk, hoewel mijn medepassagiers niet dezelfde mening waren toegedaan.

Enfin, mijn verwachtingen. Mijn gevoelens wierpen mij terug naar de allereerste keer dat ik op een schip stond. 5de leerjaar, mijn schoolmeester was mijn vader Meester Walgraeve, het schema van dit waagstuk: van Breskens naar Vlissingen. Oneindig leek de wereld toen. Het was maar de Westerschelde, zo bleek achteraf. Maar het oneindig aanrollen van de baren, het machtige ploegen van het schip er doorheen, het opspattende schuim voor de boeg, waar we mochten postvatten…
Sindsdien was ik steeds weer gefascineerd door de zee, door de nabijheid van water.

Schotland was voor mij het terugvinden van de rust door het water, de lieve kleuren, de grauwe onvoorspelbaarheid, de ingrijpende aanwezigheid, de vruchtbaarheid, de alomtegenwoordigheid van het water. In Schotland is het water je trouwe metgezel.

Iedere bocht die je rondt openbaart een nieuw Loch. Ieder Loch brengt je ook zijn eigen vissers, als je tenminste de moeite doet om een klein haventje te bezoeken. Natuurlijk zijn er de restaurants, “fresh seafood”. Maar ook zijn er de getaande quasi tandeloze kerels die deze zeeproducten op gevaar van lijf en leden aan wal brachten. Die menen je in het Frans te moeten aanspreken omdat je uit België komt, die proberen te zeggen “bondzjour, kemmon toe va’. Die je na 36 uur non-stop drinken je eerste Gaelic-woord aanleren: “gloichk”, wat dus “idioot” betekent, waarbij de woordvoerder in kwestie geheel zichzelf bedoelde. Hoop ik begrepen te hebben.

Oh wat houd ik van dergelijke romantiek! Mijn droom om ooit eens mee te varen met een vissersboot, allen die willen te kaapren varen moeten mannen met baarden zijn. Ik ben er helemaal klaar voor.

De Schotten hebben een grote traditie in de visserij. Ooit voeren ze de woeste baren tegemoet om zalm te vangen. De realiteit is helaas anders. Schotse zalm wordt tegenwoordig gekweekt in “farms”, Schotland is nu na Noorwegen de grootste producent van gekweekte zalm. Toch is het maar de vraag of het de plaatselijke bevolking ten goede komt. De nieuwe industrie wordt gecontroleerd door multinationals als Unilever, Booker Mc Connel en BP. Maar bijvoorbeeld in het vissersdorp Achiltibuie zijn velen door de industriële productie van de zalm werkeloos geworden. De traditionele levensvormen van het dorp zijn grondig overhoop gehaald.

Oeps, daar gaat de romantiek.

Maar, lieve lezer, wat de industrie niet van Schotland kan afpakken is de magie. Het Mystieke. De door wolken bezwangerde landschappen stemmen je tot weemoed, de zonnige door talloze schapen overspoelde “green pastures” brengen de zon in je hart, de kleine haventjes met de dappere niet afgevende vissers bepalen het pittoreske. En wat ze daar op je bord brengen…

Jammerlijk is het uitzicht van dode, afgeschreven vissersboten, symbolen van goede tijden toen Schotse zalm nog volop op zee werd gevangen. Wrakken als restanten van vroeger.

Schotland is Highlands en strijd. Zowel de minuscule Mel Gibson als de grote William Wallace. Fierheid, Scotland the Brave, het toch niet beseffen van het unieke landschap, “Well, you’re right. We shouldn’t take these views for granted” vertelde mij een nog helder denkende autochtoon in het totaal overbodige plekje Auldearn.

Maar zowat iedere dag aten we zalm, schelvis, zeebaars. Schotland, ondanks zijn miljoenen schapen, is onverbrekelijk verbonden met de visserij, het verkennen van woest golvende zeegronden, de straffe verhalen bij de whisky en de Haggis.

En vooral, de Schotten zijn veruit de vriendelijkste mensen ter wereld.

woensdag 6 juli 2011

Dat ook Karel er niet meer is...

Post mortems schrijven wordt meer en meer mijn deel. Steeds indringender in mijn geest wordt het besef van vergankelijkheid. Van nederigheid ook, na onze dood wat mooie woorden, later sporadisch nog wat spitante anekdotes in een tooggesprek, zorgvuldig gefilterd want over de doden niets dan goeds.

Dat ook Karel er nu niet meer is… Was hij een vriend van mij, ik weet het niet, wat is een vriend. Wel weet ik dat we elkaar vantijds flink in de haren vlogen, zeker als Koning Alcohol erbij was. Kassei tegen kassei, weet je wel. De scheldwoorden vlogen heen en weer. Maar telkens kwam het weer goed, er was en bleef wederzijds groot respect.

En natuurlijk mateloos zwanzen en zeveren, elkaar de loef afsteken met spitse vondsten. Karel met zijn prachtige Gents, taal waarin elke “pun” nog veel leuker wordt. Regelmatig ook, als het serieus werd, in vlekkeloos Nederlands, met die prachtige zegging van hem. Zoals vele toeschouwers hem mochten bewonderen in zijn uiteenlopende theaterprojecten. Ja, voor Karel was het “theater”. En op Tequila, zijn scherpe perfect voorbereide gesprekken met mensen van allerlei slag. Politiekers, sporters, artiesten, Karel kon je niet vloeren.

Wat het toneel betreft, ik had nooit het voorrecht door Karel geregisseerd te worden, noch met hem te acteren. Maar de drie keer dat ik al het geluk had te mogen meespelen bij Vooruit vond hij een moment om mij op te zoeken. Soms vond hij een voorstelling waardeloos, tja, Karel had zo zijn criteria. Maar hij nam mij bijv. eens apart en zei: “Mannekeu, da woas hier moar en strontspel zulle. Moar gij, gij zijdt gemoakt veur de plankeu. Ge ziet dadde, ge voelt dadde, ge stroalt dat uit”

Ja, ik zal hem missen. Ik zag hem af en toe, wenste soms dat ik achter een hoek kon wegduiken de laatste maanden, maar toch was het telkens weer zalig met deze erudiete, messcherpe, mijn-soort-cynische, hyper-getalenteerde Deinse Reus te mogen samen zijn.

Dat ook Karel er niet meer is…

dinsdag 5 juli 2011

Allez VOORUIT!

Toneel of theater, I couldn’t care less. “Theater”, vermoed ik, wordt bedreven en aanschouwd door vreselijk slimme mensen. Hoe minder je er van snapt, hoe beter het stuk is. Zelf ben ik te dom om de diepzinnige boodschap van naaktgewijs urinerende figuren op een podium te begrijpen. Wildplassen lukt mij trouwens alleen als er niemand in de buurt is, en dan nog in een vrij benevelde staat. Laat staan in het aanschijn van een zaal waar zowat 80 mensen zitten, waaronder 3 recensenten van De Morgen. Plassen voor subsidies, ik zou het niet kunnen.

Toneel daarentegen! Mooi woord. “De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel”. Dit citaat, weliswaar zeer filosofisch bedoeld, schetst perfect hoe het is als je mag tot een toneelgezelschap behoren.

Je krijgt je rol. Oei, amai, hoe zal ik deze teksten in dit versleten brein rammen. En toch ben je intussen al aan het denken. Mijn personage, hoe zit ie in zijn vel. Hoe is zijn houding, hoe voelt hij zich tegenover de situaties die op hem afkomen. Gelukkig is er steeds weer de regisseur die je personage kan plaatsen, schetsen. Eens je dat mee hebt komt het allerleukste: je mag zelf de lijntjes inkleuren! Je mag van alles uitproberen, er komen correcties, ook van mede-acteurs natuurlijk. Maar steeds liefdevol en meedenkend.

En na vele maanden is er dan de première. De spanning in de catacomben is te snijden, de regisseur geeft nog wat bemoedigende woorden, telkens weer zal het een schitterende première zijn. Dikke Merde!

Vreemd, mijn bezorgdheid gaat in Vooruit nooit naar mezelf. Neen, de spanning is: hoe gaan WE het fiksen? Hoe gaan ZE (jullie dus) reageren? Wat gaan ze zeggen daar in de Palace, na het stuk? “Mja, nie mis hé” (= we vonden het peirdeslecht), “dingske heeft machtig goed gespeeld, hé zeg” (= familie of vrienden van desbetreffende acteur), “Goed hoor, maar zelf zou ik hier en daar andere oplossingen gezocht hebben” (gefrustreerde regisseur die zelf niet gevraagd was), “Awel merci, ’t was écht de moeite” (= voor die doen we het)

“… en krijgt zijn deel” De lof van wie kwam kijken is uiteraard een opsteker die je nooit vergeet. Maar het “deel” dat je krijgt is de onvergetelijke band met mensen met wie je ooit op scène stond, de spanning die je deelde, de talloze peuken samen in die gang. Het besef, als ik hier nu niets zeg zit heel die zaal hier te kijken en te wachten, maar mijn tegenspeler zal mij redden. Het is een spanning die je niet kan uitleggen aan iemand die nooit op de planken stond. Maar je staat zo dicht bij elkaar, je steunt elkaar, je moedigt elkaar aan als een scène efkes de mist in ging.
Toneel, ik kan het niet meer missen.

donderdag 9 juni 2011

Jan Hoet en ik

Restaurant Apicius van Willy Slawinski in Gent.

La qualité d’une table est à la fois pour le gourmet qui l’honore: plaisir des yeux, réjouissance de l’esprit et flatterie de bonne bouche. Dat was zijn motto.

We spreken hier van ver terug. Nog geen kookprogramma’s op TV, noch Huysentruyt noch Goossens. Laat staan de reality would-be koks.

Slawinski was een genie. Geen bloem, boter of room gebruikte hij. Eigen kruiden, pure smaken. Een beekje kabbelde doorheen het restaurant, een verweerde sloep lag te kijk in een glazen sarcofaag. Hij was zijn tijd jaren vooruit, hij overleed op 44-jarige leeftijd in 1992.

Ik had het onvergetelijke genoegen daar een paar keer te tafelen met Jan Hoet. Pas op, ik maakte nederig deel uit van het selecte gezelschap. Maar toch, menig woord gewisseld.

Ik heb er moeite mee dat Jan Hoet een “kunstpaus” genoemd wordt. Een paus is op zichzelven een vermolmd kunstmatig in leven gehouden instituut dat in functie van oude doctrines vantijds een document afscheidt dat middeleeuwse waarden probeert te reïntroduceren.

Jan Hoet wil niet bepalen wat wij mooi of “kunst” moeten vinden. Hij haat juist doctrines, veegt er vierkant zijn euh broek aan. Neen, hij wil niet de allernieuwste onbegrijpelijke kunstvorm als een “hype” lanceren. Jan Hoet bestaat geheel uit passie. Ik denk zelfs dat hij van een bokswedstrijd nog meer uit de bol gaat dan van een kunstwerk.

Jan Hoet wil al heel zijn leven maar één ding: bewonderen. Zijn oog en hart staan steeds open voor schoonheid, poëzie, levenslust, droefenis. Zijn criteria gaan voorbij al de dikkenekkerige m’as tu vu kunstrecensenten. Zo maakte ik mee dat hij op een kunstveiling de hoogste bieder was voor een glazen ietwat Venetiaanse kleurrijke vis van zowat 40 cm. Toen ik de euvele moed had hem met zijn aankoop te confronteren riposteerde hij verontwaardigd: “Maar allez manneke, ziet ge dat niet. Ja, dat vakmanschap alleen al. Maar allez jong, die kleuren, die vorm, dat is toch pure poëzie, zuivere levensvreugde?”

Jan Hoet heeft mij geleerd in het alledaagse schoonheid te ontdekken. Iedere dag weer geniet ik ervan. En ik schreef dit stukje wegens zijn interview in den Humo. Eindelijk eens ene die de waarheid durft te zeggen

donderdag 2 juni 2011

Emmylou Harris en ik

“Neen en nogmaals neen, mevrouw, dat kan ik echt niet doen” antwoordde ik aan Emmylou toen ze me dringend inviteerde om haar te vergezellen naar haar somptueuze suite in de Brugse Rand.

“Jij was toch die kerel die op de parterre zat, Even, stoel N 10, jij observeerde mij constant met brandende smachtende blikken?” prevelde ze.
“Misschien, mevrouw, keek ik wel naar de handgrepen van die briljante gitarist naast jou”, antwoordde ik aarzelend, mij geheel bewust van de lichtelijk jaloerse blikken van de dame aan mijn zijde.

"En ge lijkt geweldig op Gram Parsons" probeerde ze. "Moest ge lang haar hebben en een echte baard in de plaats van die onnozele sik, geen modieuze bril, normale voddige hippie-kleren in de plaats van die G-Star Raw t-shirt en die broek van Hilfiger, wel: ge kunt zijn dubbelganger zijn."

Toch wel enigszins geraakt sprak ik: “Pas op, mevrouw, het verbluffende gemak waarmee uw stem nu eens hees dan weer helder via de meest onbereikbare tonen in uw prachtige songs feilloos en vol gevoel doorheen diverse toonladders dwarrelt doet mijn zenuwen zinderen van mijn linker grote teen tot in mijn rechter oor.

En ja, uw a-capella song met die fantastische venten die uw Red Dirt Boys zijn soigneerde mijn ruggengraat tot en met schedelbasis op een efficiëntere manier dan mijn osteopaat in 3 sessies van 39 euro per keer. Zou ik trouwens op deze basis een stukje van de prijs van mijn ticket kunnen terugvorderen bij de mutualiteit?

Ook moet ik toegeven, dat steeds weer sensuele rukje met uw linker elleboog liet mij niet onberoerd. Over here in Belgium we call it: “To do a Philippe Gilberke” Dat wil zeggen, ge doet al een uur de kop, en het wordt tijd dat er eens iemand overpakt. Maar neen hoor, je bleef het zelf doen, ja ik had het lastig om niet naar voren te stormen om je te helpen.

En was ik een voet-fetisjist, dat ritmisch stampende rechtervoetje in dat kinky zilveren botteke, ik zou er geheel voor vallen.
Ook uw formidabele cool, een warme Ice-Queen, kon mij ontroeren, zeker uw ode aan de alom betreurde (en uw lieve vriendin) Kate Mc Garrigle.
Feitelijk zijt ge ook de meest sexy grijze stoot van 63 jaar die ik ooit in mijn leven zag.
Maar om mij binnen te doen gaat ge nog met straffere toeren moeten afkomen”

Na deze ferm uitgesproken woorden strompelde Emmylou mistroostig vanuit het Concertgebouw via de Foor naar haar limo, met intussen in het kopke ongetwijfeld reeds een embryo voor een nieuwe song.
Fier wendde ik de steven naar Waregem.

zondag 15 mei 2011

Gedaan met stoefen op Bruno & friends!

Een mens kan niet blijven stoefen, toch?
Gewoon wat tekstfragementen uit de nieuwe cd Walking on water van Bruno. En nee, ik heb geen aandelen.

“I don’t want to kill the mood
I’d be more joyful if I could
But now the time has come to say goodbye
With a handshake and a laugh
A hyena’s autograph
And no promise that could easily be a lie” (By & by)

“I burned all my bridges
And in the process I took a fall
Got ninehundred and twenty five stitches
And in hot weather I can feel them all.” (Walking on Water)

“Like a sunset and the morning
Like a polar bear in Spain
We’re no match that’s made in heaven
But we’re endless just the same” (Endless)

Zelfs uw dienaar zit zonder woorden als hij deze lyrics hoort. Om maar over de muziek te zwijgen…

maandag 2 mei 2011

Haar en ik

Zag u ook hoe would-be next president Donald Trump subtiel te kakken werd gezet door Obama? Ik vermeide mij uiteraard in het groene lachje van deze racistische hyper-kapitalist, maar zoals vriendje Le Pen zou zeggen: dit was maar een detail in de wereldgeschiedenis.

Geschokt was ik echter te moeten observeren waar het hoofd van Trump mee getooid was. Akkoord, toen ik 6 jaar oud was bekeek ik met afgunst de muts van Davy Crockett: een argeloze das, bever, enfin een mij onbekend zoogdier, was uitgehold en sierde met bengelende staart de edele kop van mijn jeugdheld. Maar wat op de kop van Trump lag, zo goedkoop zeg. Niets heroïsch. Op zowat iedere Interstate in de US ligt het wegdek er vol van. “Roadkill” heet dat daar.

Het moet toch mogelijk zijn in de States een ervaren advokaat in te huren die mits een fiks percentage een astronomische schadevergoeding eist van de kapper in kwestie? Een “toupee” heet dat daar. Bij ons heeft een kapper met “toupee” inderdaad veel BV’s over de vloer, maar qua pruiken zijn ze hier toch sterker.

Mijn trouwe lezers weten allicht dat het bovenste gedeelte van mijn omvangrijke schedel die al die hersenen moet bedekken weinig of geen haar bevat. En ik ben daar fier op. Allereerst beschikt mijn door ieder beminde pa sinds mensenheugenis over hetzelfde kapsel. Wie op zijn vader lijkt siert de moeder, zei mijn meetje.

Vervolgens verzekerde mijn vroegere huisarts mij dat kaal zijn een teken is van grote viriliteit. Ik geloofde de man graag, hoewel Dr De Maesschalck misschien ietwat bevooroordeeld was want zelf zo kaal als een biljartbal.

Kaal zijn heeft tal van voordelen. Als het regent wordt uw haar niet nat. Ge moet het niet kammen. Op mijn leeftijd eerder de wenkbrauwen. Dus niet naar de kapper. Ge moet geen shampoos kopen om dan in vertraagde film voor uw spiegel te staan en met uw haar te schudden. Tevreden en zelfvoldaan glimlachen na het aanbrengen van de juiste gel, haha. Een vlieg die in de zomer landt verlaat gedesoriënteerd die barre woestenij, de mug geraakt niet door die gelooide (en gebruinde hm) opperhuid.

Maar wat ik in feite wilde zeggen: een politicus met een pruik, die is toch niet te vertrouwen? Die is al nep voor hij begint.

En als ik over “haar” ook nog iets mag zeggen: ze vindt hare kletskop zalig. Né.

vrijdag 29 april 2011

Walking on water...

Make no mistake, lieve lezer. WALK on water was de eerste superhit van de onvermijdelijke handjes-man Regi en die madam. U weet dat ik mijn gifspuit niet eens wil bovenhalen voor dit product.
Walking on water was in feite het patent van ene Jesus Christ
http://www.bcbsr.com/survey/jcm3.html
Als er een dvd van bestaat, laat maar komen Pixar.
Walking on Water is de nieuwe cd van Bruno Deneckere. En dendezen was bevoorrecht getuige van de première. De Club van de AB in Brussel was afgestouwd vol.
Vol met echte liefhebbers van de muziek van Bruno en vrienden. Vol volk dat op den duur zijn eigen zweet begon te rieken. En terecht. Natuurlijke geuren, hé. Geen m’as tu vu.
Volslagen naturel was het concert van Bruno en companen. In vorige blogs ging ik mij al te buiten aan complimenten over deze sjarels. Spijtig!
Ik heb namelijk geen overschot meer om te stoefen. Steeds weer een plezier voor oog en oor om die doorvorte briljante mensen bezig te zien. Hoe Bruno ze steeds weer uitdaagt, hoe ze naar mekaars handgrepen zitten te loeren en hoe Bruno er af en toe graag mee rammelt. Dit alles met loepzuiver genadeloos gestemde instrumenten waar geen gefoefel mogelijk is.
Deze keer bespreek ik geen individuals meer, de groep was een onstuitbare geöliede machine die recht naar Nashville opstoomt.
Toeme toch, zijn die gasten (en pak ook nog eens bijv. Derek erbij) niet in het verkeerde land geboren?
“Wow, I could have sworn they were from Nashville” schreef mij een Amerikaanse vriend.
Hoewel ze niet in de country kunnen worden vastgepind.
En den Bruno zelf was scherp, sprak soms zelfs 5 woorden na mekaar. Zijn grijns en gitaar brachten echter de bende in vervoering.
Op water wandelen moet hij niet om te schitteren. Maar moesten al die gasten nu ne keer wat meer pretentie hebben? Zich inlikken in de juiste kringen?
What the heck..
Gelukkig voor ons staan ze op vaste grond.

donderdag 21 april 2011

Ouder worden

Voorheen had ik het nooit geloofd, lieve lezer. Als jongeling beschouwde ik mijn levensverwachting zo ergens rond de 45. Héél oud, tijd om het leven vaarwel te zeggen want wat kon er nog meer komen.
Het is het leven zelf dus, dat blijft komen.
Terwijl ik dit schrijf beluistert deze weldra 60-jarige The Ramones. Het schuimt weer in mijn bloed, van de keren dat ik ze mocht meemaken blijft vooral hun optreden in… Avelgem!! Samen met een piepjong Filipke, later een bluesfreak en –kenner. Luidste optreden dat ik ooit meemaakte. Voske, drummer van de “Machines” en ikzelf stopten de vingers in de oren om te horen welk nummer ze in feite speelden. Enfin, over die onmiddellijk daarna failliet gegane organisatie zouden we een klein boekje kunnen schrijven, maar: unforgettable it was!

Maar ik dwaal af. Ouder worden was mijn uitgangspunt.

Nooit verwachtte ik dat ik in mijn leven zou opa worden. En toch, één zoon zorgde voor een tweeledig vrouwelijk nageslacht. Nooit verwacht dat Christa en ik dat zo heerlijk, een bijna niet te benoemen geluk zouden vinden. Twee prachtige kleindochters…

Ze waren voor het eerst samen bij ons op logement. We wisten het vooraf, de zo weinige keren dat ze bij ons zijn, daar gingen die twee engeltjes 200 % voor. Weerloze slachtoffers waren we, “gejost” werden we constant. “Wit brood” aten ze zogezegd, “korstjes eraf”. Jaja. Nee, bleek achteraf.
Vanaf 6 u des ochtends werden we meegesleurd in hun ontembare verwachtingen. Ieder uur rekenden die hellevegen op een nieuwe attractie. Door die twee samen in een vanzelfsprekend bondgenootschap werd ons leven compleet in beslag genomen.

Welnu, lieve lezer, hoewel we hier en daar even foeterden waren het heel leuke dagen. Ouder worden geeft je natuurlijk de kans om een paar dagen volledig die drollies te animeren. Hen per uur zodanig af te peigeren via rollenspel, wandelen en talloze speelpleinen, dat ze om 19 uur uitgeteld zijn.
Rust, denk je dan. In feite, ja. Zo was het wel. Maar avond en nacht blijf je onbewust gefixeerd op die “babyfoon”. Een zucht, een klein nachtmerrietje, je veert recht in je bed en luistert. Gaat heel stil even kijken.

Ouder worden. Laat ons vergeten wat voorafgaat. Ouder worden is voor ons: twee ongelooflijk lieve liefhebbende schone meiskes die ons graag zien.
En de bedenking: gaven we in feite evenveel aandacht aan onze eigen kinderen?

dinsdag 12 april 2011

De Ronde

Doelbewust heb ik gewacht tot de laatste aflevering van De Ronde. Eerst was het een hype, Vlaamsche humor werd verwacht: ‘Da miendje nie’, ‘In de Gloria’ in de overtreffende trap. En dat werd het inderdaad, volgens mij. Maar toen daalden de kijkcijfers.

Tandenbijtend zweeg ik, goedkeurend ook: die kijkers van “Komen eten”, “Wie kiest Pieter en zijn lul” (weet de juiste naam niet), “Onnozelheid troef”, enfin, die kijkers dus, haakten af. Lezersbrieven die zeiden: te langzaam, teveel verhaallijnen, oh schande een kakkende dwerg…

Heel lang al heb ik een passie voor de koers, vooral dan voor de Ronde van Vlaanderen. Nu pas, door die serie, vroeg ik mij af waarom.

De Ronde van Vlaanderen is een metafoor voor de principes waarmee ik opgroeide. Werken moet ge, niet opgeven hé. Slaat het tegen, stel u recht en herbegin. Wroet en ploeter, na een bergop komt een bergaf. Er zijn mensen die je aanmoedigen: haal er je kracht uit. Wie je minacht en uitfluit: och here toch, laat ze doen. Er komen schone wegen, de wind in ’t gat, en soms slechte banen tegen de wind in. “Nie pleuje” en ge geraakt er ooit.
De geschiedenis van de Ronde staat bol van verhalen die passen in de Vlaamse arbeidsethiek, romantiek, droomwereld. Wat is een “Flandrien”?

De TV-serie “De Ronde” is absoluut een meesterwerk. Enerzijds is er de hectiek, het jachtige compromisloze voortjakkeren van de renners, de tegenslagen en de triomfen, vedette of loser, de geldelijke belangen, de VIP-cultuur.

Anderzijds is er het leven zelf. Honderdduizenden kijken naar de koers. Maar heel traag zijn er ook honderdduizend verhalen die parallel verder kruipen. Dat ene kijkcijfer-hoogtepunt is voor velen maar een komma in de marge. In het decor van de koers spelen zich veel belangrijker zaken af. Een dubbelzelfmoord, een dolgedraaide racist, fuivende vluchtmisdrijf-leraars, spanning in de regie-kamer, teveel om op te noemen. Stuk voor stuk verhalen uit het ware leven die genadeloos doorlopen, net zoals de koers.

Jan Eelen is een genie. Zwart en dreigend is zijn visie op ons leven. Prangend, zonder medelijden maar met medeleven observerend, de Vlaamse volksaard. Van middenstander tot volksmens, we voelen ons ongemakkelijk bij zijn beelden. Onze zelfgenoegzaamheid wordt met een wreed scalpel blootgelegd.

De Ronde, onvergetelijk. En dit jaar Nick Nuyens die won: ja, past in het plaatje.

zondag 20 maart 2011

Polonaise!

Volledig voorbereid trokken we ten strijde. Naar de Molecule Vedettenparade in Waregem. Totaal openstaand voor de Vlaamsche Volksaard. We simuleerden alvast op voorhand een paar polonaises in ons keukentje en livingske, kwestie van in the mood te zijn.
Bij aankomst, VIP zijnde, werden we overvloedig voorzien van Champagne, zo een glas of 8 minstens. Broodnodige preventieve verdoving, bleek alras.

Ook zal ik respect betonen voor de vreemde schare die zich daar verzamelde. Laat mij toe te zeggen dat ik eerbied heb voor iedere levensvorm des mensen. Nogal pervers observeerde ik mijn mede-zoogdieren. In alle formaten waren ze daar. Kubusvormige vrouwen, hier-en-daar-tand-mankerende venten, goedkope tattoos showende koppels, naast de VIPS. De Onderstroom. Dat vond ik overweldigend, mooi, droevig.

Voor de gelegenheid had men de geheel uit PVC opgetrokken professioneel sympathieke Jo Met De Banjo nog eens in mekaar gevezen. In de betonnen bunker, Waregem Expo genaamd, vond zowat iedereen die een micro voor zijn muil kreeg het nodig te zeggen: “Hallo Waregem!!”
Zo klonk het: HwellowwweaahWaaawegemmow Gem.

Een blijkbaar wereldberoemde Christoff opende het festijn. Wij, wachtend op het Vlaamse lied, werden meteen geconfronteerd met een overdonderende beat, een eenheidspap, boenke boenke echo. Volgde Jo Vally. Ook deze charmante bospoeper ging ten onder in een klankloze brij, gegalm en gebral. Ah? Dennie Christian? Hoeba hop hop hop, zelfde miserie.
Nooit verwacht dat de mensen op een schlagerfestijn op hun gat blijven zitten. En toch.

Maar goed, beterschap in zicht.
Na menige pint en geforceerde ambiance: een held uit mijn jeugd. Peter Koelewijn!!! Hopla, met enige moeite hossebosse tot recht voor het podium. Wat een afknapper. Weer dezelfde beats-moespap, bèreslecht.
Dan kwam dat foorwijf. Kort gerokt, totaal verlept en lelijke knieën. Laura Lynn. “Je hebt me duizendmaal belogen”. Moet een stomme vent geweest zijn. Tegen die vrouw wilt ge gewoon niet liegen.

Maar lieve lezer, tot nu toe was ik niet ontgoocheld. Verwachtingen waren nog steeds mijn deel. Want de grote Paul Severs was op komst.
Geef toe, “Zeg eens meisje”, zit in ons DNA.
Bummer!!! Er moest daar weeral zo’n drammerige beat geproduceerd worden om de pathetische performance van deze zichzelf in de kast houdende relnicht ietwat kracht te geven. De brave mens had twee wonderbaarlijke danseressen meegebracht. Zijn moeder en zijn tante, denk ik.

BZN was professioneel, enfin, wat je verwacht op een schlager–ding.
En meneer Willy De Gieter, na al de crap die hem vooraf ging, ja, de wijsgeer en levensdeskundige Willy Sommers, was de enige die mij kon begeesteren. En die ons eindelijk gaf wat we zo intens gerepeteerd hadden: polonaise.

dinsdag 15 maart 2011

Theater en liefde

Hebben jullie dat ook soms? Dat de gepaste woorden spontaan komen om iets af te kraken? Iets slecht vinden, ah dat kan ik goed. Vitriool en sarcasme, helemaal mijn ding. Maar tot in je ziel proberen te beschrijven hoe mooi iets is, niet simpel.

Door toeval en sympathie kregen we de kans om de ultieme voorstelling van “The Broken Circle Breakdown featuring the Cover-ups of Alabama” bij te wonen. Schone naam voor een theaterstuk, fier dat ik ‘m eindelijk in één adem kan opzeggen.

Het was in Melle. Gevoelig voor symboliek moest ik bij het binnenrijden van deze metropolische suburb meteen denken aan De Man Van Melle: “Inderdaad. ‘t Is werkelijk. ’t Is niet voor mij, ’t is voor mijn eenzaamheid”

Nog meer symboliek: Dit stuk werd ten tonele gebracht door de Compagnie Cecilia. Sinte Cecilia was de patrones van de muziek. En blind. Ook voor de liefde.

Oh ja, ik heb de recensies gelezen hoor. Mooi. Ze snappen er in feite meestal niks van. Dit stuk gaat op een pakkende, in-your-face!, ongenadig observerende wijze over de liefde.

Zelden, ik herneem: nooit heb ik de eenzaamheid van het beminnen zo moeten ervaren in een theaterzaal.
Zo vreselijk confronterend juist, de machteloosheid om samen een drama te verwerken. Zo pijnlijk herkenbaar: de onmacht van twee mensen, de woorden die ongewild keihard aankomen, totaal anders dan we bedoelen. Ik zal geen tekstflarden debiteren. Véél te mooi waren die teksten, niet te kaderen.
Maar ken je zo een situatie waar het vrouwke zegt “Moet ge nu weeral weg vanavond?” En ventje: “Zeg alstublieft hé, dat wist ge toch al een week zeker!!” Waarop met een luide knal de voordeur dichtvalt. En feitelijk wilde vrouwke zeggen: “Ik had wel graag ne keer nen avond met u gezellig in de zetel gelegen.” Zoiets op die goesting...
Onmacht. Ego’s die met zichzelf overhoop liggen.

Verdriet is altijd iemand anders zijn schuld...

Ik denk dat voor Johan Heldenbergh en Mieke Dobbels het schrijven van dit stuk een soms pijnlijk louterende maar ook soms geestige beleving was. Want miserie is ook soms lachen.

En dan die geniale vondst om alles te kaderen in country en bluegrass muziek. Ja, die uitgelezen schare muzikanten kennen jullie, mijn lezers, wel intussen. Nils De Caster, Patrick Riguelle, Mario Vermandel, Pol Depoorter. En anders is er nog Wikipedia…
Maar die muziek maakt het dus extra… bijtend. In perfecte harmonie worden nummers gebracht die je naar de keel grijpen. Eéntje van de zowat 16:
http://www.youtube.com/watch?v=N_a4BU09GrU

Het was... époustouflant in 't Frans, mind-blowing in 't Engels, wreed wreed schoon in 't Vlaams.

zondag 13 maart 2011

Burnout & rimpels

Ietwat zonder nadenken, los uit het hart, schreef ik om iemand te troosten:

“Iedere rimpel stempelt zijn eigen verhaal. Van lachen of van zorgen. Een gelaat is een boek, voor wie het lezen wil.”

Uiteraard vond ik mijn eigen bericht knap, literair, “mooi verwoord, Walgraeve”.

Een evident gevolg was dat ikzelf voor de spiegel plaats nam, aangepaste verlichting. Als ik de rimpels tel, dan heb ik zowat 178 verhalen voor jullie. Een gezicht als een oude afgetrapte schoen, die toch perfect aan de voet zit omdat hij al zoveel meemaakte.

Er zitten diepe kloven in dat muilke van mij. Ten dele geërfd van mijn lieve Pa, meester Walgraeve. Zelf ook leraar zijnde fronst ge vantijds uw wenkbrauwen, vol zorg, onbegrijpend soms, luisterend naar ouders, liefdevol doch onmachtig luisterend naar leerlingen. Meester Walgraeve heeft dat allemaal meegemaakt. Ik ook.

Andere groeven hebben met mijn kinderen te maken. Zijn het zorg- of leute-rimpels? In elk geval, ze zijn een grillig pad over mijn gelaat. Geen GPS die daar de baan vindt tussen geluk en droefenis. Vandaag ben je ontgoocheld, droevig, je mist ze. Rimpel. Morgen ben je fier en pak je uit met hun eigen keuzes.

Tot spijt van wie het benijdt, lachrimpels en geluksrimpels heb ik menigvoud. Merci, vrouwke!

Tja, die burnout. Uitgebrand? In een vorig leven had ik een houtstoof. Bijna uitgebrand? Geen probleem. Wat eik of es erin, efkes blazen, weer brandde het vuur.
Wat mijn job betreft vind ik even die houtstoof niet meer. Rimpels.

Welke houtblokken brengen mijn stoofke weer tot leven? De school als instituut? Ik zou nu willen in heel kleine letterkes schrijven en zeggen: Neen. Dat is voorbij. Nog kleiner: spuugzat. Lieve lezer, houdt u klaar voor petities als ze mij buitensmijten. Maar ik herhaal: SPUUGZAT! De school althans. Maar!!! Geef mij leerlingen. Geef mij de kans om mijn rimpels aan die jonge mensen alle 178 stuk voor stuk uit te leggen, vakkennis bij te brengen maar ook het leven.

Die jongskes zullen de houtblokjes zijn die dat stoofke hopelijk brandende houden.
En mijn muilke, ze weten welke verhalen er achter zitten.

Burnout-mens smeekt om houtblokken.

zondag 6 maart 2011

Bruno, Nils & co

Dank zij Kris Verleyen konden we vroeger in de Brielpoort in Deinze onvergetelijke optredens beleven. Later werd het, tot vreugde van de omwonenden, stil aan de Leie. Dodelijk stil. The Music died.
En toen verschoof het epicentrum naar de Rekkelinge, van een rivier naar een beek, de decibels in verhouding. Filip Van den Poel leerde ons de zaal kennen met Little Victor, wreed mooi bluesconcert. Ook wereldnamen als Philippe Catherine en daarna Jef Neve bezorgden de stemmige zaal de status die ze verdient. Kultuurschok, de jongskes, nemen met terechte fierheid de fakkel over. Ze brengen de muziek weer naar Deinze, hanteren ook hoge kwaliteitsnormen. Koesteren, die mensen.
Opgetogen parkeerden we de limo, reeds zeker van een geweldig concert. We kennen ze immers intussen: Bruno Deneckere, Nils De Caster & co.
En zie, we kregen een smakelijk aperitief voorgeschoteld. Theo Dewitte, ook soms “Attic”. Zeer aangename stem, mooie eigen songs, prachtige covers. Daar zit wat in, in die jongen. Voor insiders: Arsène Weba zou zeggen: in Gent én in Deinze…
Maar dan kwam de hoofdschotel. Bruno & vrienden. Bruno, liefdevol over zijn gitaar gekromd, vantijds een schaarse lach vol binnenpretjes, een stem die snijdt en zalft, heerlijke songs. Ik vermoed bij Bruno ook een door schuchterheid gevoed sarcasme, een hunker naar erkenning en er anderzijds bang voor zijn. Maar op dat podium, met die gitaar die deel uitmaakt van zijn lichaam, zie je hem leven. Voelt hij zich zeker. Hij weet hoe goed hij is.
Praten doet hij zelden met zijn mond. Maar constant is hij via zijn muziek in dialoog met de weergaloze Nils De Caster. Soms weemoedig, soms opgewonden en hitsig, soms grappig, communiceren hun zonder meer briljant gehanteerde instrumenten.
Nils beschikt over een charismatische grijns waarmee hij binnen een paar seconden de zaal inpakt. Tussen de nummers door nonchalant, lacherig, ’t is hier een fluitje van een cent. Maar als de song heel stilletjes aanzet, komt hij erin geslopen, eerst discreet, dan wat nadrukkelijker. Viool, mandoline, pedal steel guitar, backing vocals.
Ieder nummer groeit, zwelt aan, kruipt weer in een schelp. Vier geweldige muzikanten vinden elkaar, vullen elkaar aan, elk vindt een plekje om in te springen.
Weer vroeg ik mij af: bestaan er mooiere dingen in het leven dan te mogen genieten van bescheiden, virtuoze, door het leven gerijpte muzikanten, waar je ziet dat het speelplezier het belangrijkste is.
Iedere dag is voor ons hier een cadeau, maar gisteren was het wel een heel mooie.

vrijdag 4 maart 2011

Pluisje

Toen ik op Facebook een song van Gainsbourg postte, “Vieille Canaille”, vroeg een Amerikaanse FB“vriend” zich af: ‘Gaat het er tegenwoordig zo aan toe in België?’.

Dat was even schrikken. Lucien Ginsburg is immers al 20 jaar overleden, zoon van Joods-Russische ouders, en was Fransman. In de clip is hij geheel zichzelf, lijkt onder de invloed van… vanalles dus, absurde beelden met een nep-soldaat op de achtergrond. Een Fransman zeg! Geen Belg hoor! (spijtig...)

In een pissijn ergens in Arizona vroeg een lieve autochtoon mij waar ik vandaan kwam. Bijbedoelingen had hij niet. Toen ik “België” antwoordde vond hij dat echt geweldig en om mij te plezieren zei hij “Da’s toch een deel van Parijs, hé”. De gezonde straal sputterde even.

Je zou kunnen zeggen dat vele Amerikanen naïeve imbecielen zijn. Hun navel is het centrum van de wereld. Niet-Amerikaanse landen zijn “foreign”, wie van daaruit probeert de States binnen te komen is een “alien”. Een ET.
Hebben ze gelijk, of niet?

Amerikanen hebben doorgaans een bijzonder vriendelijke ingesteldheid. Wellicht niet altijd oprecht, maar het is toch plezanter dan de stugge wantrouwende houding die wij Vlamingen tegenover elkaar genetisch bepaald handhaven. Al eens in een lift gestaan met 5 mensen die je niet kent? De stilte is oorverdovend, blikken gaan alle kanten uit, geen contact, oef ik mag uitstappen. Een Amerikaan zoekt contact. Nog erger dan een Hollander.

Amerikanen hebben andere taboes dan wij. Op onze metro klappen venten over hun seksleven, daarginds praten ze over hoeveel ze verdiend hebben vorig jaar. Je inkomen: het laatste taboe in Vlaanderen.

Een doodgewone eetgelegenheid ergens in de States (geen Mc Donalds etc.): je komt binnen: “please wait to be seated”. Er wordt keurig gewacht, met enig geluk kan je zelfs een plaats kiezen, je hebt je eigen stralende ober: “Hi I’m Selma, I’ll be your waitress tonight”. Nogmaals, oppervlakkig misschien maar liever dat dan een gestresseerde knorpot wiens privéleven mijn avond ten dele verbrodt.

Pas op, dit is geen lofzang op de US of A. Eerder een vorm van bezinning. Hoe komt het dat men ginds geen of een vreemd beeld heeft van ons landeke?

Allereerst zijn we dus maar een voorschoot groot. Een pluisje als je het op de States plakt. Wat weet de buitenwereld over ons? Wat weten wij over bijv. Mongolië (1564116 km², hoofdstad Ulaanbaatar), Columbia, … the USA? Als we er zelf niet waren, en dan nog, dan vormen we ons beeld over landen en culturen via de media. Zij dus ook...
En als jij “iets deed in de media”, hoe zou jij berichten over ons “pluisje”?

zaterdag 12 februari 2011

Quality time

En zo geschiedde dat ik mij naar onze, voorlopig nog, hoofdstad begaf om er een concert bij te wonen. Na een half uur rondrijden in ranzige zijstraten die mij doorheen Marokko, Turkije, Kameroen en Albanië voerden besloot ik alsnog te parkeren in een ondergrondse garage. Weliswaar budgettair onverantwoord, maar het veiligheidsgevoel mag de burger wat kosten.
De Orangerie van de stemmige Botanique liep aardig vol voor Wire, een eigenzinnig groepje dat destijds gemakshalve bij de Punk geschoven werd. Het stemde mij meteen tot nadenken dat ik hun eerste elpee kocht in 1977. De zoon aan mijn zijde kreeg die geweldige muziek erin geramd op 3-jarige leeftijd.
Bijgevolg was het publiek een bont allegaartje. Overjaarse ex-punkers, ex-punkers die het intussen tot kaderlid geschopt hebben, obligate arty-farty poseurs met hopeloos foute bandana’s, leraars, hier en daar een jonge dertiger.
Omdat ik nu eenmaal goed opgevoed ben betuig ik mijn respect voor het voorprogramma, een luidruchtig duo wier naam ik u niet wil verzwijgen: Madensuyu. Hun debuut werd in den Humo “een fragmentatiebom die in je gezicht ontploft” genoemd. Tjah. Hij bleef maar ontploffen en maakte geen brokken.
En dan verscheen Wire ten tonele. Coole kale bassist, leesbrilletje aan een touwtje op de brede borst bungelend. Kale gelooide drummer met het heerlijke pseudoniem Gotobed. Een jonge langharige montere gitarist. En dan de frontman. Een ietwat voddig ogende forens, je ziet ze op de vroege trein naar Brussel. Naar nergens starend poetsen ze hun brilleglazen met een vers gesteven zakdoek. Vervolgens plaatsen ze langzaam de bril weer op de neus en woelen moedeloos even door de schaars wordende haren. Punk.
Met een meteen indrukwekkend geluid trekt de groep zich op gang. Tegen mijn verwachtingen in eerder low-tempo. Opa komt iets later klaar, dacht ik begrijpend. Maar toch keek ik het aan met een mengeling van enthousiasme en mededogen. Ik zag Wire aan het werk, toch?
Toen greep de frontman zijn oude witte gitaar. Zonder enige waarschuwing knalde de Wire-TGV definitief uit de startblokken, van 0 naar 250 in twee seconden. Een volle greep naar de keel die ze niet meer losten. Frontman had ons goed liggen, bleek een punker in forenzen-vel. De indrukwekkende geluidsmuur deed hier en daar een trommelvlies uit het oor treden om een dartele piroutte te maken en tinnitus-gewijs fluitend het vertrouwde plekje weer in te nemen.
Vader en zoon schudden synchroon het kopje. Quality time, noemen ze dat.