woensdag 28 juli 2010

Close encounters from the third kind.

Wat hebben wij in de Vlaanders toch met Antwerpenaars? Is het een in onze genen ingebouwd minderwaardigheidscomplex? Wij, de “boeren van over ’t Scheld”. Hebben zij een meerderwaardigheidscomplex dat historisch groeide? Ook in hun genen dus?
Anyway, we waren te gast bij een Antwerpse volbloed. Een erudiete man, uiteindelijk succesvol zelfstandige, niet gespaard door de feiten des levens. Ja, getormenteerd door gebeurtenissen die zich voordoen in jaren of zelfs seconden.

Eerlijk, hoewel Eddie eerder al bij ons in Waregem te gast was, keek ik er toch wat tegenop. Hoe charmant en innemend hij ook is, hoe verbazend veel raakvlakken we ook hebben in onze interesses, ik voelde een zekere aversie om me naar Antwerpen te begeven. Want ik wist wat er ging gebeuren. Eddie ging ons Antwerpen leren kennen.
Wel, in de Griekse tragedie noemt men het een katharsis. Bij Aristoteles staat Katharsis (reiniging) in de definitie van de tragedie voor fysieke, emotionele, religieuze en mentale reiniging. Door het beleven van eleos en phobos (beklag en angst) ervaart de toeschouwer een loutering van de ziel. Yep, ik ben een schoolmeester...

Allereerst ondervonden we dat je gratis kan parkeren in Antwerpen. Op ’t Zuid, amper 1500 m van het oude centrum, trouwens een trendy prachtige buurt. Eddie bracht ons naar het MAS, onthoud het, prachtig gedurfd gebouw op het Eilandje dat in mei 2011 opent als Museum Aan de Stroom. Mijn trouwe lezers beseffen het al: zaaalig terras om een Bolleke van ’t vat te nuttigen.
Maar dan. Binnenstraatjes, patriciërsgebouwen, beeldengroepen, horecazaken vol van historie met prachtige gevels, binnentuinen, kelders...
Gegeten op de oever van de eeuwige Schelde, terwijl oceaanschepen je voorbijglijden en doen mijmeren van verre oorden. ’t Vermoeid Model, De heksenketel, de Pelgrom, talloze unieke afspanningen waardoor je zou willen dat je niet meer dezelfde avond naar Waregem moet terugkeren. En dan nog genieten van een jazz-optreden in De Muze, thuishaven van de legende Ferre Grignard.
En werkelijk overal heel toffe bedieners. Ze spreken allemaal Antwaarps, maar daar kunnen ze ook niet aan doen.
Ja, ik heb mijn vooroordeel over Antwerpen redelijk bijgesnoeid. (met een buxus-schaar, aangeschaft bij Eddie)
By the way, Eddie is diep in zijn hart verliefd op zijn maîtresse: Gent.

maandag 26 juli 2010

Lettres de mon Gîte (2)

Zalig is het om de zuiderse Routes Départementales te volgen. Om aan cruise-snelheid tussen twee eindeloze rijen platanen te tuffen en tussendoor plots wijde panorama’s te ontdekken van de woeste “garrigue”, en wijngaarden en olijf- euh gaarden? De plataan is een wonderlijke boom. Met zijn steeds weer zichzelf vernieuwende schors toont de gevlekte stam zowel vergankelijkheid als toekomst. Een plataan geeft geen complete schaduw. Het felle licht van de Provence druipt er doorheen, als door een vergiet, maakt van ieder object en levend wezen een fascinerend clair-obscur.
De Départementales brengen je naar godvergeten sluimerende dorpjes met poëtische namen, zinderend onder de middagzon. Je komt in Saint-Quentin de la Poterie (vol pottenbakkers, wat dacht je) Of in Aigues-Mortes. Behalve echte katten geen kat te zien, maar prachtig. (waar zitten al die toeristen waardoor we zo lang in de file stonden op de Autoroute?) Of ook in Vers Pont du Gard (spreek uit VerS). Straatjes van anderhalve meter breed, middeleeuwse prachtig gerestaureerde huisjes. Uiteraard ook vlak bij de Romaanse kerk, in de schaduw van de klokkentoren op de Place de l’Horloge: het lokale café. “Veuillez commander à l’intérieur” zegt een bordje aan de muur. Vrij vertaald zegt de cafébaas: “Ge peist toch niet dat ik naar buiten ga komen, zeker?”
En dan de Pont du Gard zelf. Véél volk, jawel, maar nooit storend. Indrukwekkend, adembenemend is deze “aqueduc”, door de bouwmeesters van de geniale Romeinen opgetrokken om 50 km verder Nîmes van water te voorzien. Ze dokterden uit dat hun bouwsel per km 24 cm verval moest hebben. En ze deden het. “Epoustouflant”!
Twee vriendelijke Duitsers namen een foto van ons beiden met de Pont op de achtergrond. Alzo won den Duits bij ons aan populariteit. Verderop stelde ik voor aan twee Britse elkaar omarmende homo’s om van hen een foto te nemen (Pont op de achtergrond, évidemment). Ze probeerden het zelf, knuffelend maar toch met één gestrekte arm, durfden het niet aan het iemand te vragen.
Wat voelde ik me modern en tolerant.

zondag 25 juli 2010

Lettres de mon Gîte (1)

Uzés. Ooit van gehoord? Het is de hoofdplaats van de Uzège, stukje van de Gard, randje Provence. Toevalligerwijze huurden we een Gîte op 10 km van dit stadje. Uiteraard ga je dan de eerste dag op verkenning. Verbluft, verbijsterd, ademloos (ook wel door de 36°) flaneerden we door de vestingen en de authentieke huizen en straatjes die eeuwen teruggaan. Een teletijdmachine die je dwingt je vroegere geschiedenislessen weer op te halen. En dan moet je weten dat ik mijn 5de Grieks-Latijn moest dubbelen voor… geschiedenis (en terecht hoor, Willy Jonckheere, jij een boeiende vertellende leraar, ik een niet-studerend puberke).
De Investituurstrijd? Nu snap ik het. Bisschoppen die burchten bouwden, grote domeinen hadden en commercieel uitbaatten, in feite zware concurrenten van hertogen en monarchen. De strijd tussen Kerk en Staat. Ging niet over geloof, alleen over Macht. En de bedenking: hoe loopt het vandaag?
Uzés, vreemd genoeg volledig bewaard gebleven door een toenmalige verarming van de streek (in die tijd werd het spoorwegstation van Uzès ver buiten het centrum aangelegd, doodsteek voor de nijverheid, geen geld voor "renovatie") stemt je tot bewondering. Zonder technologie, puur handwerk, werden prestigieuze woningen gecreëerd. Ik weet niet of ons Matexi-huizeke binnen dik 800 jaar bewonderende blikken zal genereren. Maar zelfs een kleine rijwoning in dit oude centrum, of eigenlijk vooral die, wekken admiratie.
Het volstond om ons een straatbreedte uit de vesting te begeven om mijn favoriete bezigheid uit te oefenen: een terraske doen met de “gens du quartier”. Overal in de wereld is het zo. Binnen het toeristische centrum betaal je je blauw om tussen Hollanders, Duitsers en West-Vlamingen te zitten. Of nog veel erger: Antwerpenaars. In Uzés was het niet anders. Binnen de vestingen: pittoreske terrassen met een pastiske voor 3 euro. De straat oversteken was weer het goede idee. Een terrasje met 8 plaatselijke mannen die luidruchtig keuvelend het “apéritif” savoureren, je krijgt een kom “olives du pays”, je bekijkt de obligate lokale alcoholiekers met ingevallen gezicht (geen tanden meer?) en hun vrouwen die er tegen beter weten in nog goed willen uitzien. Verlept en ontmoedigd, toch nog wanhopig hopend, met zware eyeliner en lippenstift, het versleten ooit modieuze topje en de nepzonnebril.
Overigens, de pastis(kes) kostten daar 1.40 euro la pièce…

zondag 11 juli 2010

Veel te warm...

Allez, ik zei het toch...
Je denkt toch niet dat ik in deze temperaturen een blog schrijf? Ieder normaal mens zit nu buiten. IJsgekoeld op ieder vlak.
Neen, ik wil niet schrijven bij deze weersomstandigheden. Reeds het hele jaar verlang ik naar dit klimaat.
Het zweet gutst van mijn kale kop, mijn artrose geniet anderzijds van de brandende zon.
Straks naar een tent met een paar honderd Oranje-supporters, wel goed voorzien van voortreffelijke Belgische bieren.
Ik wens het den Ollander toe dat ie wint. Niet op basis van het oogstrelende voetbal. Who cares, winner takes it all.
Maar ik benijd hen hun lef, branie, zelfvertrouwen. Wij Belgen beleven ultieme historische momenten als we eens vierde zijn. Den Ollander zegt: wij gaan winnen.
Graag zag ik onze Vuitton-voetballers eens dezelfde mentaliteit uitstralen. Niet als individu, dat ego hebben die Nederlanders ook zeker en vast. Maar ze zijn zegezeker als ploeg.
Maar niettemin, ik ben niet van plan een blogske te schrijven...

donderdag 8 juli 2010

Je bent wat je eet

Zou het wel goed zijn voor mijn gezondheid dat ik mij zo enerveer in gezondheidsgoeroes zoals Sonia Kimpen? Deze dame, vermaard geworden door haar spagaat in het onmisbare “Sterren op de dansvloer”, krijgt sinds jaren een vetbetaald forum om ons een schuldgevoel aan te praten over onze overtollige vetlagen. Met als ongetwijfeld “gezond toetje”: een stevige verkoop van overbodige boeken met overbodige recepten aan mensen die minderwaardigheidscomplexen hebben over hun uiterlijk.
Pas op, helaas zijn er heel wat mensen die om medische redenen dieet moeten volgen. Glutenvrij, suikervrij, geen kleur- of smaakstoffen, geen zuivel. Zelf mag ik niet snoepen van die heerlijke aardbeien (mm, zo efkes in de warme chocolade dippen) want ik verander dan zelf in… een aardbei.
Maar jullie begrijpen wel wat ik bedoel. Alle mensen die ik mooi vind denken dat ze te dik zijn. Op onregelmatige tijdstippen gaan ze het gevecht aan tegen lekkere spijs en drank. “Voor mij niet meer, ik moet op mijn lijn letten”. Vaak heb ik het gevoel dat dit een feite een sluw gehengel is naar een complimentje. “Gij op uw lijn letten, allez jong!” zeg ik dan welgemeend. Al eens een “lijner” op een feestje zien zitten? Die mondhoeken naar beneden als de schotels voorbijkomen, die smachtende blik op onbewaakte momenten. Ondanks de goede voornemens hervallen ze gelukkiglijk in hun oude gewoontes. Ze worden weer de geheel beminnelijke levensgenieters.
Naar mijn perceptie beantwoorden maximaal 1 op 1000 mannen en vrouwen aan het zogenaamde ideale beeld van de Flair of de Nina en dergelijke. Al de rest van ons is dus lelijk en ongezond. Mijn grootouders aan weerskanten kenden het begrip “lijnen” niet. Mijn ouders ook niet. Mijn grootouders werden stuk voor stuk meer dan 80, mijn ouders zijn 85 en 86, en eten dat ze kunnen.
Zou het niet kunnen dat vele mensen niet oud worden omdat ze ongelukkig zijn? Zichzelf niet kunnen zijn op het werk, thuis, bij vrienden en familie?
“Je bent wat je eet”… Roland is een woensdagse kiekefretter, dus… Zelf hou ik van varkensvlees, dus… Anderzijds, een lekkere mossel zal ik niet versmaden, dus…
Je bent niet wat je eet. Je bent, ik hoop het voor jou, wie je bent.

maandag 5 juli 2010

Ayo technology

Het eerste singletje dat ik ooit kocht: “These boots are made for walking” van Nancy Sinatra. Make no mistake, ik had voordien reeds mooie muziek in huis. Omdat mijn vader één van de eersten was die bij Van Praet een Grundig-bandopnemer kocht (weet je nog? Met zo’n groen flikkerend lichtbalkje?) mocht ik wekelijks het loodzware ding weer naar de winkel sleuren en Madame liet mij de nieuwste singles opnemen. Hartverscheurend was het gekraak iedere keer toen ze oneerbiedig de naald in de groef mikte. Niettemin, The Beatles, The Stones, The Kinks, “My generation” van The Who, ik had ze ter beschikking. Vraag me begot niet waarom ik uitgerekend dat plaatje kocht. Om maar te zwijgen over de moeizaam bijeengespaarde 185 frank waarmee ik mijn eerste LP kocht: “André Brasseur & His Multisound Organ”. Een verre voorloper van de Piens Brothers.
Ter geruststelling, ik kwam al snel op het rechte pad. Mijn tweede elpee: “Are you experienced”, Jimi Hendrix. Madame heeft ‘m moeten bestellen. Nooit van gehoord.
Nostalgie naar vinyl is mij totaal vreemd. Wisten wij veel dat een plaat van vinyl was gemaakt. Zalig waren wel de hoezen. Je kon ze zitten bekijken en lezen toen de plaat aan het spelen was. Songteksten op de binnenhoes. Dat gepeuter uit die hoekige onsympathieke cd-dozen ontzie ik mij soms. Alleen al omdat dan die verdomde leesbril weer nodig is.
Maar ik ben een fan van de technologie. Leve De Vooruitgang. Elk fantastisch liedje ooit gemaakt is binnen handbereik. Een paar muisklikken volstaan om mij te laten wegzinken bij melodieën uit alle tijden.
Nieuws gemist? Schone filmkes? Adressen, hotels, telefoonnummers opzoeken? Communiceren met vrienden, verloren gewaande familie en kennissen? Internet.
Zin in een snelle warme hap: de microgolf.
Weldra uitdagend vrijwillig verloren rijden in de Provence? Even Tommeke Tommeke inschakelen en zomaar de weg terug vinden.
Evenwel, goeie muzikanten of acteurs live bezig zien, lekker eten en bijkletsen met fysiek aanwezige mensen, daar kan de technologie niet tegenop.
Warmte en echtheid zijn niet te evenaren.

zaterdag 3 juli 2010

Gardenia

Het moderne theater, ik ken er niets van. Zelf ben ik opgegroeid met producties waar bijvoorbeeld Jef Demedts zijn ogen uitstak als Oedipus. En dan zwaar dramatische teksten declameerde. Kortom, het Jan Decleir-syndroom zorgde ervoor dat ik dacht dat Vlaams theater tot aan de enkels in de klei stond.
Dankzij Vooruit van Deinze kon ik zomaar gratis een voorstelling bijwonen. “Gardenia” in het NTG.
Lieve lezer, dat ik er ondersteboven en achterstevoren uitkwam kan ik nu al zeggen. Jawel, ik heb geweend.
Heb ik ballet gezien? Of mime? Was het humor of bittere scherts? Of kitsch tot in het extreme?
Als niet-professionele recensent denk ik dat het stuk ging over identiteit, en het zoeken ernaar. Het sarcasme over onszelf uit angst om de waarheid te zien. Zo droevig, die mensen die vanuit een sociaal acceptabel beeld transformeren naar zichzelf. Ik zag portretten, poses, hoorde moppen “over the top”, waren ze nog wel grappig?
Zag ik tableaux vivants? Bevroren nep-beelden? Of noemen we het tableaux morts? Portretten van een gespeeld leven, zag ik. Acteren, de geschminkte grijns. Zijn mannen mannen? Vrouwen vrouwen? Je weet het niet.
Identiteit. Is de humor fantastisch, of alleen een truc. Een overdreven gimmick?
Voor wie naar dit stuk komt kijken zal de Bolero van Ravel nooit meer dezelfde zijn. Bloedstollend, pakkend, aangrijpend, onvergetelijk, ja tranen bij mij.
En Dirk Van Vaerenbergh, toch wel een schoon wijveke.

Alors on danse

In feite heb ik het steeds vreemd gevonden. Mensen klagen steen en been dat ze ouder worden. En toch moet dat gevierd worden. Cijfers zijn blijkbaar mijlpalen. Oei ik word 30, mijn jeugd is voorbij. Waw ik word 40, tijd voor de midlife-crisis. Allez, we worden 50, nu hebben we het allemaal gehad zeker? Volgend jaar word ik 60. Dan is het: even terugblikken op een leven vol geluk en hier en daar een drama.
Mijn vrouwke en haar dierbare vriendin bouwden gisteren een feestje. 50! Zelf had ik maanden aan een stuk liedjes opgezocht en totaal illegaal gedownload, indien nodig. Ha ja, het zou muziek uit de seventies en eighties worden, de periode van hun prille uitgaansleven. Nostalgisch de ledematen tot leven brengen.
Even was ik als DJ, na vele vele jaren, gefrustreerd. Mijn collega en kameraad, toch wel jonger, produceerde regelmatig mij totaal onbekende oenke-boenke. Mistroostig zat ik op mijn stoel, waar blijft de kwaliteit, dacht ik. Maar… de dansvloer stond vol! Vol springende huppelende zich totaal amuserende mensen. Hier en daar kon ik er efkes een liedje van mij tussen schuiven. Grote voldoening dat het ook succes had.
Maar hierdoor begrijp ik nu wat “verjaren” is. Het is telkens weer afscheid nemen van vroeger, je vastklampen aan “modern” om toch maar “in” te zijn. Weigeren om ouder te worden.
Ik ben zo fier dat ik volgend jaar 60 word. Zovelen in mijn leven haalden die streep niet.
Toen bijna iedereen weg was beleefde ik mijn avond. Met een koppelke of drie dansen op oude prachtige nummers.
4 in the morning. Leonard Cohen, “Wat ik zeggen wou” van de Kreuners, Hotel California Unplugged, Like a Hurricane (@Geert), no more oenke boenke.
Verjaren? Alors on danse.