zaterdag 12 februari 2011

Quality time

En zo geschiedde dat ik mij naar onze, voorlopig nog, hoofdstad begaf om er een concert bij te wonen. Na een half uur rondrijden in ranzige zijstraten die mij doorheen Marokko, Turkije, Kameroen en Albaniƫ voerden besloot ik alsnog te parkeren in een ondergrondse garage. Weliswaar budgettair onverantwoord, maar het veiligheidsgevoel mag de burger wat kosten.
De Orangerie van de stemmige Botanique liep aardig vol voor Wire, een eigenzinnig groepje dat destijds gemakshalve bij de Punk geschoven werd. Het stemde mij meteen tot nadenken dat ik hun eerste elpee kocht in 1977. De zoon aan mijn zijde kreeg die geweldige muziek erin geramd op 3-jarige leeftijd.
Bijgevolg was het publiek een bont allegaartje. Overjaarse ex-punkers, ex-punkers die het intussen tot kaderlid geschopt hebben, obligate arty-farty poseurs met hopeloos foute bandana’s, leraars, hier en daar een jonge dertiger.
Omdat ik nu eenmaal goed opgevoed ben betuig ik mijn respect voor het voorprogramma, een luidruchtig duo wier naam ik u niet wil verzwijgen: Madensuyu. Hun debuut werd in den Humo “een fragmentatiebom die in je gezicht ontploft” genoemd. Tjah. Hij bleef maar ontploffen en maakte geen brokken.
En dan verscheen Wire ten tonele. Coole kale bassist, leesbrilletje aan een touwtje op de brede borst bungelend. Kale gelooide drummer met het heerlijke pseudoniem Gotobed. Een jonge langharige montere gitarist. En dan de frontman. Een ietwat voddig ogende forens, je ziet ze op de vroege trein naar Brussel. Naar nergens starend poetsen ze hun brilleglazen met een vers gesteven zakdoek. Vervolgens plaatsen ze langzaam de bril weer op de neus en woelen moedeloos even door de schaars wordende haren. Punk.
Met een meteen indrukwekkend geluid trekt de groep zich op gang. Tegen mijn verwachtingen in eerder low-tempo. Opa komt iets later klaar, dacht ik begrijpend. Maar toch keek ik het aan met een mengeling van enthousiasme en mededogen. Ik zag Wire aan het werk, toch?
Toen greep de frontman zijn oude witte gitaar. Zonder enige waarschuwing knalde de Wire-TGV definitief uit de startblokken, van 0 naar 250 in twee seconden. Een volle greep naar de keel die ze niet meer losten. Frontman had ons goed liggen, bleek een punker in forenzen-vel. De indrukwekkende geluidsmuur deed hier en daar een trommelvlies uit het oor treden om een dartele piroutte te maken en tinnitus-gewijs fluitend het vertrouwde plekje weer in te nemen.
Vader en zoon schudden synchroon het kopje. Quality time, noemen ze dat.