donderdag 9 juni 2011

Jan Hoet en ik

Restaurant Apicius van Willy Slawinski in Gent.

La qualité d’une table est à la fois pour le gourmet qui l’honore: plaisir des yeux, réjouissance de l’esprit et flatterie de bonne bouche. Dat was zijn motto.

We spreken hier van ver terug. Nog geen kookprogramma’s op TV, noch Huysentruyt noch Goossens. Laat staan de reality would-be koks.

Slawinski was een genie. Geen bloem, boter of room gebruikte hij. Eigen kruiden, pure smaken. Een beekje kabbelde doorheen het restaurant, een verweerde sloep lag te kijk in een glazen sarcofaag. Hij was zijn tijd jaren vooruit, hij overleed op 44-jarige leeftijd in 1992.

Ik had het onvergetelijke genoegen daar een paar keer te tafelen met Jan Hoet. Pas op, ik maakte nederig deel uit van het selecte gezelschap. Maar toch, menig woord gewisseld.

Ik heb er moeite mee dat Jan Hoet een “kunstpaus” genoemd wordt. Een paus is op zichzelven een vermolmd kunstmatig in leven gehouden instituut dat in functie van oude doctrines vantijds een document afscheidt dat middeleeuwse waarden probeert te reïntroduceren.

Jan Hoet wil niet bepalen wat wij mooi of “kunst” moeten vinden. Hij haat juist doctrines, veegt er vierkant zijn euh broek aan. Neen, hij wil niet de allernieuwste onbegrijpelijke kunstvorm als een “hype” lanceren. Jan Hoet bestaat geheel uit passie. Ik denk zelfs dat hij van een bokswedstrijd nog meer uit de bol gaat dan van een kunstwerk.

Jan Hoet wil al heel zijn leven maar één ding: bewonderen. Zijn oog en hart staan steeds open voor schoonheid, poëzie, levenslust, droefenis. Zijn criteria gaan voorbij al de dikkenekkerige m’as tu vu kunstrecensenten. Zo maakte ik mee dat hij op een kunstveiling de hoogste bieder was voor een glazen ietwat Venetiaanse kleurrijke vis van zowat 40 cm. Toen ik de euvele moed had hem met zijn aankoop te confronteren riposteerde hij verontwaardigd: “Maar allez manneke, ziet ge dat niet. Ja, dat vakmanschap alleen al. Maar allez jong, die kleuren, die vorm, dat is toch pure poëzie, zuivere levensvreugde?”

Jan Hoet heeft mij geleerd in het alledaagse schoonheid te ontdekken. Iedere dag weer geniet ik ervan. En ik schreef dit stukje wegens zijn interview in den Humo. Eindelijk eens ene die de waarheid durft te zeggen