vrijdag 29 juli 2011

Drumnadrochit?

Het lot, of laat ons zeggen het reisagentschap, bracht ons naar Auldearn. Alzo zegt Wikipedia: Auldearn (Celtic: Allt Èireann) is een dorp ongeveer 3 kilometer ten oosten van Nairn met 535 inwoners. Daarmee is zowat alles gezegd over deze overbodige nederzetting, met het al even onbenullige hotel The Covenanters Inn, ware het niet van die dienster die sprekend op Amy Winehouse leek en die ondergetekende de profetische woorden deed prevelen: “Ik peins dat Amy niet lang meer zal leven.” Laat de glazen bol aanrukken, post-pensioen carrière zit gebeiteld.

Anderzijds, Auldearn ligt vlak bij Inverness. Op voorhand vond ik dit laatste een stadje met een mysterieuze naam. Spreek het eens uit, proef het, klemtoon op de laatste lettergreep. Welnu, de grootste troef van Inverness is de Mercedes-garage, de enige in de totale Highlands. Ze vervangen daar de voor ons broodnodige remschijven, remblokken, enfin, alles dat een Mercedes doet remmen, behalve de chauffeur. En de gehele auto wordt na deze ingreep gewassen. Behalve de chauffeur. Was ook niet nodig.

Intussen werden we gratis in Inverness gedropt, en vergeet dus het mysterie. Maar de geniale neus van uw favoriete schrijver leidde ons, via banale oude winkelgalerijen, naar de oudste afspanning in town. Heerlijk was het, te worden aangegaapt door “locals” die amper 2 keer per jaar een toerist zagen. Om maar te zwijgen van die ene keer in twintig jaar dat ze een vruchteloze ontmoeting hadden met hun tandarts. En dat kwieke oud vrouwke, amper 80, dat gretig bepoteld werd door al dan niet met krukken of looprekjes behepte krasse knarren, ja de Laphroig verzorgde op zalige wijze de binnenkant van deze geteisterde maag. Lieve lezer, voor alle duidelijkheid, dit betrof ongelooflijk sympathieke mensen, inbegrepen de 79-jarige uitbaatster met wie ik in gezamenlijke verontwaardiging over het rookverbod buiten een Bastos deelde. Schoon opgekleed wijveke, dacht ik, mij intussen afvragend waar mijn onmisbare bril gebleven was.

Lieve lezer, in mijn stukjes vielen intussen regelmatig de woorden “Loch” en “Ness”. Dus denkt u meteen: “Drumnadrochit”, uiteraard. Nu een shop waar een kleine duizend pluchen versies van het zo geroemde monster verkocht worden, voor het eerst waargenomen in dit legendarische dorp. Het doet wat met je gevoelens als je net zoals ik diep in je binnenste bleef in sprookjes geloven, in spannende verhalen die je bij het haardvuur tijdens een koude winter kippenvel bezorgden en je naderhand diep onder de dunne deken deden kruipen. Ja, onwillekeurig speurde ik het vlakke watervlak van Loch Ness af om een glimp van Nessie op te vangen.

Driewerf helaas, deze speurtocht eindigde met een sisser toen bleek dat een trip op het Loch zowat 27 pond per persoon moest kosten, zonder garanties op monsterontmoetingen. We wilden amper de helft uitgeven om eens een toeristisch aangebrachte zeehond te begroeten.

Dit deel van mijn verhaal eindigt met een grote pint “bitter”, met zicht op het Caledonian Canal dat een aantal Lochs verbindt op de lange tocht naar de zee. Een sluizencomplex, omringd door oudjes voorzien van gele petten die regelmatig geteld werden opdat ze niet uiteindelijk zouden belanden in de vroeger vermelde zalmtrappen.

Bedankt, o Heer, voor het vloeiende sarcasme dat U mij schonk. Wat zou ik moeten schrijven zonder U.