maandag 9 augustus 2010

Fiësta

En zo ging ik nog eens naar een festival. Dranouter dan nog. New look, zo meldde de pers. Hoewel, op het eerste gezicht nog altijd veel geitenwol, baby’s in bolderkarren, hippie-nostalgici met hennep-harige geheel gedrapeerde vrouwen, eco en bio en Oxfam alom. Sandalen, daar moet ik over zwijgen want ik droeg er zelf. Veel jong volk ook.
Desalniettemin (aah, ik koester dergelijke woorden) ging mijn belangstelling uit naar drie specifieke acts.
Ik wilde wel eens Daan zien: die krijgt daar vier Mia’s, is dus succesvol. Welnu, Daan Stuyven kan op drie troeven rekenen. Een doorzopen en doorrookte stem die hem toekomstig Cohen-potentieel geeft, coole looks en vooral een groep muzikanten waarvan het unfair zou zijn ze begeleiders te noemen. De groep Daan zorgt voor een meeslepende act, catchy-nummers, perfecte harmonieën, niet in het minst dank zij de weergaloze Isolde Lasoen. Nooit geweten dat Daan zo populair was, nooit geweten dat een openingsact zo enorm veel volk lokte en meteen door het dak van (hoge) tent liet gaan. Mja, OK, sorry, ik heb ervan genoten. Respect!
Enige uren en vele drankbonnetjes later, weliswaar Maes :(, was het aanschuiven voor Solomon Burke en Joss Stone. Tijd voor 200 % Amerikaanse soul, een volledig geprogrammeerde Vegas-show, geen improvisatie. 14 mensen op het podium, stuk voor stuk briljant. De kolossale Solomon, totaal gehuld in glitterende outfit, was neergeplant in een massieve vergulde troon met rugvulling in scharlakenrood, met daarvoor bossen baccaratrozen. Maar wat een sublieme muzikanten, en hoe helder en soulvol zingt die 70-jarige. Zittend swingen als je zowat 220 kilo weegt, ga er maar eens aan. En dan kwam de bevallige Joss Stone. Heb ik nu nog ergens een blik superlatieven om open te trekken? Wat een stem, wat een soul, wat gaat dat worden als ze ouder wordt en die stem nog meer gaat looien. Ik denk, o heiligschennis, dat ze naast de grote Aretha komt. The bitch is a white nigga!
Maar jullie weten uiteraard dat ik vooral nog eens The Pogues wilde bezig zien. Altijd een feest, dit (prettig) gestoord gezelschap. Ik heb hen nooit als folkies beschouwd. The Pogues zijn nog steeds een rasechte punkgroep. Al eens de teksten van hun “hits” gelezen? Het lieflijke “Fairytale of New York” bijvoorbeeld. Laat staan van hun niet-hits. Ze horen ergens bij folk door de instrumenten, maar de meesten komen uit de punk-scene. En, make no mistake, ze gedragen zich ook zo.
Maar het allervreemdste is dat Ierse imago, en het feit dat ze door de Ieren geadopteerd zijn. De meesten hebben niet veel met Ierland te maken. Shane McGowan is geboren in Kent, groeide op in London. Maar…
Shane kan mij telkens weer grijpen tot het diepste van mijn botten. Hij bestaat op het podium tussen mens en zombie, halveliters Gin ter beschikking. De microfoon-staander is een welkome uitvinding om het evenwicht te bewaren.
Ik voel in zijn composities de grauwe vervallen werkmansbuurten, afgebladderde hopeloze rijhuizen, de wanhoop, de agressie tegen onrecht. En toch voel ik ook Ierland, weemoed, grote verhalen bij een haardvuur terwijl buiten nevelslierten voorbijtrekken over vochtige weiden.
Je mag niet naar Shane McGowan gaan kijken uit leedvermaak. Da’s onrecht. Ja, hij is manifest een alcoholicus. Maar af en toe vang je glimpjes op van hoe hij echt is. Humorist, verdrietig, een groot dichtercomponist, en ondanks alles romanticus. Dat hij nog lang mag meegaan.
En dat ik hem nog vaak aan het werk mag zien. Fiësta!!!