maandag 17 mei 2010

... van Honger en Dorst

Ik noem ze steeds de Fanfare van Honger en Dorst, je weet wel, dat lied van Jan De Wilde.
Mijn maten, kameraden door dik en dun. Als we samen zijn kunnen we ongebreideld zeveren. Spitse zinsneden of inventief sarcasme zijn ons niet vreemd. Soms zitten we ongenadig op elkaars kap, luidruchtig, elkaar overstemmend. Wij kunnen daar tegen.
Soms kunnen we ook stil zijn, ernstig, medelevend, als één van ons door het noodlot getroffen wordt. Dan is die lawaaierige troep plots een warm zorgend nest. Waar je je kan geborgen, begrepen en beluisterd voelen.

Wekelijks komen we samen, met onze vreugdes, onze scherts, ons wedervaren, onze fierheid, ons verdriet. En we zijn met velen.

Wonderlijk hoe het leven ons samen bracht. En onze levens definitief met elkaar verbond. En toch zijn we gewoon leraars, drie generaties die elkaar blijven zien. En leute maken.

De oud-collégiens, dus. Die van het voormalige Saint-Henri.